Vleugelslagen in de ecologie van de geest
 

My greatest regret

Deze keer dacht ik toch echt helemaal niets te doen met al die reflectieve shyte – da’s voor een leraar meer iets voor de zomermaanden met hun zomertijdlozigheid. Toch speelt het op.

Natuurlijk ervaar ik het als een feit dat wij mensen conceptuele wezens zijn: conceptueel omdat we jongleren met concepten, maar dus ook conceptueel omdat we zelf conceptualisaties zijn. Hoewel de term “letterlijk” systematisch wordt gebruikt waar we het figuurlijk bedoelen – maar gewoonlijk de aandacht op het concrete aspect van een situatie proberen te vestigen, alsof dat voldoende zou zijn, gebruik ik het woord “zijn” hier “letterlijk,” alsof dat het begrip zelf het beste uitdrukt.

Maar als wij werkelijk conceptuele wezens zijn en dus niet behouden aan natuurwetten en essentialistische definiëringen, dan blijft het triest – vooralsnog ervaar ik het zo, terwijl het zo helder dat ook een consequentie is van onze conceptualiteit – om mensen te zien die zichzelf zodanig definiëren, of hun situatie (met henzelf daar als onderdeel van) op zo’n manier begrijpen en dus ook ervaren, dat zij zichzelf de mogelijkheid om dit in te zien, ontnemen.

In de onderwijswereld probeert men de term fixed mindset te pushen: het lijkt niet zo treffend geformuleerd als je tegenover growth mindset zet en bovendien impliceert het onvoldoende expliciet wat er dan gebeurt: namelijk niets.

Ik bedoel: tegenover “groeien” zou “niet groeien” moeten staan, wat direct duidelijk zou moeten maken wat dat inhoudt, met zich mee brengt: voor leven betekent het iets onmogelijks: dat het zich niet ontwikkelt – dat het niet leeft. Tegenover “groeien” staat niet zozeer “onveranderlijkheid” maar “levenloosheid.”

Dat is zonder enige twijfel mijn grootste “vernedering” geweest: het onvermogen om bij een van die personen die een fundamentele rol in mijn leven had, geen enkele invloed op diens mindset te hebben, terwijl ik zag dat het een kwestie van conceptualiteit moest zijn.

Ik begrijp nu natuurlijk dat ik geen idee had van de machten waar ik het tegen opnam: de fundamentele kracht van “het fundament,” waar je je “thuis” voelt (en dat dientengevolge dus ook in de werkelijkheid zo blijft vormgeven), de bezweringen van diegenen die je het meest hebt liefgehad (een vader bijvoorbeeld, maar het kan in feite voortkomen uit iedere bijzondere ontmoeting), idiosyncratische factoren zoals de mate waarin je op jezelf durft te vertrouwen, enz.

Die machten lijken vaak geworteld in de werkelijkheid, even zo vaak zijn ze dat allerminst. Dat hoopten we natuurlijk – had Wittgenstein het over een ladder tussen twee lagen mist, op Pollans How to change your mind hangt ze aan een wolk – maar gelukkig hebben wij hele andere mogelijkheden.

Daarom vind ik het triest om te zien hoe iemands zelfbeeld, zeker als dat bijna helemaal uit losse eindjes bestaat, zo sterk gaat bepalen wat iemand denkt dat er geen ruimte meer kan zijn voor iets anders. Dat iemand misschien niet eens alleen maar depressief is, maar dat er geen ruimte is voor groei.

Voor anderen.

Misschien hebben kinderen daarom zo’n enorme impact: als je ze serieus neemt dan kun je niet volstaan met een systeem dat je – te goeder trouw of niet – bedacht hebt. What’s it like to be bat.. To be a baby? To be a brat?

Je kind is die ander voor wie je ruimte moet hebben. Daarom was ik de afgelopen drie dagen zo ontzettend boos.


Complosie, cumfabelasie

„Met de opkomst van het internet heeft het aantal complottheorieën wel een hoge vlucht genomen. Volgens Jan-Willem van Prooijen, universitair hoofddocent psychologie aan de Vrije Universiteit, is dat niet gek, want mensen lijken een natuurlijk instinct te hebben voor het ontwaren van complotten.

„Ik heb dit jaar een artikel gepubliceerd waarin ik samen met een collega betoog dat de neiging in samenzweringen te geloven een overblijfsel is uit de tijd dat de mens als jager-verzamelaar moest overleven. Dat kans dat je toen vermoord werd door iemand uit een vijandige groep, was niet onaanzienlijk. Extreme achterdocht ten opzichte van anderen was op zijn plaats.

He, maar dat gaat om achterdocht ten aanzien van andere groepen. Vreemdelingen. Xenofobie – da’s toch niet hetzelfde als achterdocht?

„We leven nu in een samenleving die een stuk beter wordt beschermd door wetten en regels, maar de evolutie van ons instinct – dat gedurende miljoenen jaren is gevormd – loopt achter bij de maatschappelijke ontwikkeling van de afgelopen 10.000 jaar, zegt Van Prooijen.

„Je moet het zien als onze trek in suiker: dat was vroeger een eigenschap die ervoor zorgde dat we konden overleven, maar nu zorgt al die cola voor een wortelkanaalbehandeling bij de tandarts.

Wat is dit toch een wereldvreemde verklaring?! Alsof een gedachte over de ontwikkeling van programmeertalen beperkt wordt door het verlangen om dicht bij je kudde te blijven. Of natuurlijk die dijenkletser dat Andy Warhol de Cro Magnon al fantaseerde over de maatschappelijke impact van de wasmachine.

„Mensen gebruiken complottheorieën volgens Van Prooijen vaak als coping-mechanisme, om te verklaren waarom het in hun leven niet gaat zoals ze zouden willen.

„Heel succesvol is dit mechanisme niet, omdat de overtuiging dat je door vreemde machten wordt tegengewerkt, niet echt bevorderlijk is voor je gemoedsrust. Het leidt juist tot méér, in plaats van minder angst.

Maar het gaat er toch juist om dat die angst terecht is? Zou je die in dat geval dan willen missen – vanwege het kiespijn-gehalte? Er zijn mensen die de diagnose die ze van hun dokter kregen liever een aantal maanden waren voorgeweest omdat ze zelf al “anomalieën” meenden te detecteren.

„Je komt dit fenomeen tegen in alle lagen van de bevolking, van laag- tot hoogopgeleid en van arm tot rijk.” Ongenoegen is de voornaamste reden dat mensen geloven in complottheorieën, zegt Harambam.
„Ze zijn ontevreden over hoe maatschappelijke instituties als politiek, media, en wetenschap functioneren. Het is een vorm van maatschappijkritiek, maar er zitten ook elementen van zingeving en identiteitsvorming in.

Komt eveneens over als een onvoltooide platitude (een halve, niet eens afgeraffelde cliché): is niet de essentie van een identiteit kritiek op anderen omdat die het – zoveel moge als evident worden verondersteld – niet snappen?

Bron: Bart Funnekotter – https://www.nrc.nl/nieuws/2018/12/24/ook-de-oude-grieken-waren-al-dol-op-een-goed-complot-a3126947 24 december 18


Eeuw 46

  1. Talen vanwege migratie
  2. Rechten.. want dat is de taal van de maatschappij (ipv de natuur); de Geest van de Wet (filosofie)
  3. Muziek wordt transcultureel, maar kan wel een lift gebruiken
  4. Tech is natuurlijk ook een logische keuz, maar:
  5. AI gaat ons helpen met complexe, “intractable” problemen, maar niet militair

G begrijpt zichzelf niet en dat is feitelijk terecht en ook zo gek nog niet

“De samenleving kan niet zonder de geesteswetenschappen. Zie actuele discussies over de invloed van social media, de nationale identiteit, westerse waarden en de wortels van onze cultuur, gevolgen van achterstanden in taalontwikkeling en de vraag of de overheid orgaandonatie als norm mag opleggen. [cursivering toegevoegd]

Wat staat hier: we zijn niet volkomen nutteloos? Bovendien: kunst? En iets filosofisch – de motor van de wetenschap – ontbreekt totaal!

“Al deze kwesties vragen om beschouwing en verdieping. Dagelijks wordt zo de waarde bewezen van Mediastudies, Geschiedenis, Taal- & Cultuurstudies, Internationale Betrekkingen, Religiewetenschappen en Filosofie.

Rechten ontbreekt hier dan weer schitterend door afwezigheid. Zo kun je je maatschappelijke kernfusies toch niet neerzetten – halfslachtig en oppervlakkig?

Maar als ons bewustzijn juist niet ontworpen is om zichzelf te beschrijven, maar wel om ons uit het hier en nu te schietstoelen, dan is het misschien wel helemaal niet gek dat alle echte argumenten achter blijven.

“Maar om de technologische vooruitgang, de digitalisering en kunstmatige intelligentie in goede banen te leiden, hebben we niet alleen technici en ingenieurs nodig. De vraag is ook: hoe gaan we om met al die technologische mogelijkheden? Juist daar ligt een grote waarde van de geesteswetenschappen, die reflecteren op de kwaliteit van (samen)leven en ons leren onze wereld te begrijpen.

Maar het probleem is natuurlijk dat “bèta’s” niet gaan luisteren naar “gamma’s” – als we Huxley’s BNW even mogen kapen. Het probleem is dat de waarde wordt gedefinieerd door een techno-logische context: “meten is weten” en de precisie van de exacte wetenschappen maant tot precisie in ieder ander werkveld, want alles is materie.

“Problemen in de samenleving kunnen niet alleen met technologische vernieuwing worden opgelost. Bij de opbouw van een duurzame samenleving bieden geesteswetenschappen noodzakelijke aanvulling. Want de verschillende wetenschapsgebieden hebben elkaar nodig, moeten elkaar versterken.

Kijk, dit klinkt toch, omdat het de 8 decanen van de geest zijn, als zelfbehoud. We hebben iets anders nodig: een afschrikwekkend voorbeeld: een samenleving met tech en zonder antropologie. Dan zie je wel wat er gebeurt.

Hebben we alleen nog maar SF?

 

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/07/05/samenleving-kan-niet-zonder-de-geesteswetenschap-a1609039 5 juli 18


Patrick Melrose [final episode]

“In fact U should change your mind. That’s what it’s for.


Het conceptualiseren van het conceptualiseren

Culturen worden gedreven door ideeën (conceptualisaties).

Dus dat zou betekenen dat verandering van ideeën verandering van de cultuur geeft. Dit zien we bijvoorbeeld bij de emancipatie van de vrouw.

Dus cultuurverandering is mogelijk en zou dus ook by design moeten kunnen werken. Maar waarom is het dan toch zo lastig in de praktijk?

Dan zegt men bijvoorbeeld: “Mensen hechten aan die ideeën.”

Dat kan natuurlijk zo zijn, maar op zichzelf is dat ook weer een conceptualisatie. Het zou dus mogelijk moeten zijn mensen ervan te overtuigen dat ze niet genoodzaakt zijn te hechten aan hun huidige conceptualisaties (wat ze denken), waardoor ze er minder aan gaan hechten en makkelijker met veranderende omstandigheden om zullen gaan.

Vooral de Fransen zullen hier wat aan kunnen hebben.


Homo concipens

“We verzinnen het allemaal zelf.†

Hoe dan?

Middels conceptualisaties.

Hoe komen we daar dan aan?

Door de sociale realiteit zoals wij die persoonlijk hebben leren kennen, ofwel je referentiekader.

 

Bovenstaande is natuurlijk dermate abstract geformuleerd dat het zoveel details weglaat dat men de neiging krijge te oordelen dat het betekenisloos is. Maar dan is het altijd goed de gedachte die wordt uitgedrukt aan te vullen met een context – gegeven middels het centrale concept – en eventueel, mocht de relevantie niet evident zijn, de achtergrond waartegen die gedachte opvalt, zodat het haar relevantie verkrijgt: de reden waarom het de moeite waard is om het te melden.

Ooit was ik ervan overtuigd vooruitgang te hebben geboekt met betrekking tot het vraagstuk wat is er nou eigenlijk echt waar is – waar we vanuit kunnen gaan en waar we op kunnen bouwen. In het algemeen, dus epistemologisch, maar vooral ook specifiek ten aanzien van de stabiliteit van onze persoonlijkheid. Waarom zag ik dat als een probleem? Omdat nuchtere mensen meer dan idealisten het recht lijken te hebben te stellen dat ze weten hoe het zit: hun verklaring voor hun houding is hun geaard zijn, ze hebben ervoor gekozen te leven vanuit een realistische basis. Vanuit die optiek zijn idealisten vluchters: zij zijn dus niet geaard en accepteren de werkelijkheid niet zoals die in feite is.

Ik had echter goede redenen om te twijfelen aan deze benadering, maar toen ik me realiseerde dat het noodzakelijk ontbreken van een objectieve basis (we hebben behalve ons gestructureerde denken immers niet ook nog een andere, onafhankelijke wijze tot onze beschikking om te controleren of onze ideeën over de werkelijkheid nu ook werkelijk de ware zijn) leidt tot de overtuiging dat alles waarvan we overtuigd zijn misschien wel samenhangend oogt, maar niet verder gerechtvaardigd kan worden: dit is natuurlijk het traditionele probleem dat de Grieken al kenden. Maar dan, zou je kunnen zeggen, “blijft alles fantasie en verzinnen we dus alles zelf.‡

De ene fantasie is overigens wel meer de moeite waard dan de andere: hetzelfde geldt voor kunstwerken, die ook niet “waar” kunnen zijn. Maar hoe verklaar je dan dat nuchtere, realistische mensen vaker bevestigd worden in hun wereldbeeld dan “dromers?” Blijkbaar verzinnen we het dus niet helemaal zelf.

En dat is ook zo, want waar komen onze ideeën eigenlijk vandaan? Uit onszelf? Nou kunnen we natuurlijk een idee hebben, maar we zeggen meestal dat we ideeën krijgen. Nou zegt dit op zich niet zoveel, maar het moge duidelijk zijn dat we geen fenomenologisch bewijs hebben dat onze ideeën uit ons hoofd komen. Aan de andere kant, als we ideeën van anderen zouden kunnen oppikken, soms zonder het te merken, die “verwerken” en daardoor veranderen, soms zonder het te merken, dan is het niet zo gek dat we het idee hebben dat we op nieuwe gedachten of nieuwe ideeën stuiten als we ergens over nadenken. Dat allemaal op eigen houtje moeten doen zou toch veel moeizamer zijn en bovendien twijfelt niemand aan het tegenovergestelde effect: dat je je eigen cultuur als vanzelfsprekend beschouwt en een vreemde cultuur als raar.

Maar dat is ook weer niet mogelijk, want hoe zouden we die concepten kunnen oppikken als we geen onafhankelijke methode hebben om te bepalen dat juist dat degene zijn die we moeten hebben? Dat is dus toch weer een persoonlijk proces: de gedachte dat je eenzaam bent kun je alleen hebben als je een taal geleerd hebt van iemand anders, maar die gedachte doet vervolgens weer niets af aan je overtuiging over je eenzaamheid. Ook dat betekent eigenlijk weer niks, maar het moge duidelijk zijn dat geen twee mensen een identieke geest hebben. Hoewel Kwik, Kwek en Kwak eventuele twijfel hierover wel kunnen aanwakkeren.

Wat is er nodig om concepten te vormen als ze niet eenvoudig kunt oppikken? Het vermogen om te abstraheren. Maar hoe komen we aan dit legendarische talent? Hoe kunnen we ergens over denken? Dan moeten we in staat zijn het anders te zien “dan het is,” omdat we anders alleen waarheden zouden kunnen denken, wat gelukkig niet zoveel mensen denken te kunnen. Maar hoe zou het überhaupt mogelijk kunnen zijn de dingen te zien zoals ze zijn? In dat geval zou fantaseren werkelijk waardeloos zijn, maar waarom kunnen we dat dan?

Maar zouden we eigenlijk wel in staat kunnen zijn te abstraheren als we niet zouden kunnen fantaseren?

Maar waarom ervaren we onze werkelijkheid dan niet als een abstracte fantasie? Omdat ons bewustzijn zelf dat natuurlijk ook is: een conceptualisatie.

Nu lijkt het zo langzamerhand misschien dat ik niet geloof dat de werkelijkheid bestaat, omdat ik er geen beroep op wil doen. Het punt is echter dat we niet zonder onze conceptualisaties kunnen om ook maar het geringste te ondernemen – en die zijn ongetwijfeld, nee, zeker onderhevig aan conceptuele beperkingen die een reflectie zijn van de context waarbinnen we denken te moeten opereren, omdat we natuurlijk geen gedachte kunnen hebben die we niet kunnen begrijpen zonder te betwijfelen dat het een helder idee is – behalve als we nou juist daarmee, middels meditatie of drugs bijvoorbeeld, lopen te dollen.

Maar hoe kon dat talent om abstract en logisch en creatief te denken dan tot bloei komen?

 

† Waarschijnlijk is het scherper om te zeggen: “We bedenken het allemaal zelf.

‡ Dit zie je mooi terug in de claim van een oprechte gelovige: die stelt meestal dat hij of zij gelooft dat God bestaat, omdat Hij bestaat. Als het bestaan van God zou worden weerlegd, dan zou die gelovige zich ook moeten realiseren dat hij voor niets had geloofd. Dit is overigens ook niet het geval: we hebben juist de vrijheid om te geloven, maar de meeste gelovigen zullen dit idee niet omarmen.


Dan is een metafoor wel de metafoor!

Abstraheren behoeft een voorstelling, een representatie, maar niet per se een concrete. Maar omdat het representatie nodig heeft, komt de verbeelding in beeld. Maar de verbeelding is hoewel voortgestuwd door de fysieke en sociale omgeving een persoonlijk talent. Natuurlijk is het moeilijk de volgende reeks 1-2-3-4-5-6 af te moeten maken en geen 7 te denken. Maar hier worden weinig vrijheidsgraden gesuggereerd. Anders is dat in het visuele domein: “Hoe stel je zwaarmoedigheid voor? Pak een stift.

Welk elegant mechanisme verklaart zowel de conceptuele virtuositeit als onze ervaring van bewystzijn als ons vermogen om na te denken over “Hoe groeit een eik? Niet alleen onze herinneringen zijn “persoonlijk” maar ze zijn juist persoonlijk omdat onze abstracte wijze om ermee om te gaan persoonlijk is: wij begrijpen ze op onze eigenzinnige wijze!

Snap ik eindelijk waarom ik zo’n slechte tripper was: in plaats van “zweven” en spelen met concepten ging ik verder en verder en verder en gestimuleerd door het doorslaggevende succes: te ver. De karakteristieke BLOW OUT die volkomen natuurlijk voortkwam uit mijn persoonlijkheid zoals die zich op dat moment zelf-definieerde. Een proces dat je inricht om onbeheersbaar te zijn: zelfbewusyzijn: is dat dus ook. Het kan de onbeheersbaarheid opleveren die in mijn geval resulteerde in die BLOW OUT, maar duidelijk uitlegt waarom mensen zeggen dat genialiteit en gekte dicht bij elkaar liggen.


Moeite met het abstracte

“De decanen betogen dat de Nederlandse (en Europese) samenleving de geesteswetenschappen nodig heeft. En dat daarom een eerlijke financiering noodzakelijk is en blijft. Ze noemen de cruciale betekenis van de geesteswetenschappen voor, onder andere, de omgang met (toekomstige) technologische vooruitgang, de discussie over „nationale identiteit”, inzicht in de invloed van sociale media en in de „wortels van onze cultuur.
Dat zijn alle legitieme en belangrijke redenen, maar de decanen lijken voorbij te gaan aan wat de voornaamste bestaansreden voor de geesteswetenschappen in hun huidige vorm is: ze zijn het product van, en leveren tegelijkertijd een essentiële bijdrage aan, een liberaal-democratische samenleving.

Dit laatste is zeer zeker niet het geval. De voornaamste bestaansreden voor de geesteswetenschappen, waarvan we weten dat het een authentieke oxymoron is, is dat de natuurwetenschappen feitelijk geen begrip kunnen opleveren. Daar is het bewustzijn begrijpen voor nodig en daartoe gelden alle bovengenoemde werkvelden als concrete invullingen.

Geen wonder dat hun financiering gevaar loopt: alle betrokken auteurs definiëren het probleem op een te laag abstractieniveau. Dan krijg je die argumenten die als niet-fundamenteel ervaren worden.

 

† Clemens Six & Stefan Couperus – https://www.nrc.nl/nieuws/2018/08/20/letterenstudies-houden-liberale-democratien-vitaal-a1613661 20 augustus 18


De glijdende schaal voor het bewustzijn (het abstracte denken met verve op zichzelf toegepast)

Let’s say we don’t know what normal consciousness is or how it works. But on LSD it is quite clear that psychedelic consciousness is conceptually virtuous.

Alle ruimte om mij heen was in het geheel beschikbaar als “3D-canvas” en hoewel ik absoluut verbaasd was over de mate van detail en vooral het instantane karakter van wat getoond werd – megavette, overdadige beelden van sublieme strakheid en precisie – was het ook duidelijk dat ik zin had in dergelijke plaatjes. Een boom die wit werd uitgelicht verscheen in extreme scherpte en detail. Ik kon, een beetje a la de Q, met 1 beweging (maar natuurlijk net zo goed zonder) een helemaal andersoortig tafereel definieren: ik dacht het en het was zo: of het werd met hetzelfde blitse karakter in een soepele, strakke beweging zo voor me neergezet.

Dat was natuurlijk supergaaf: deze filmische heldenbeelden die leidden tot het idee van strijd. De beelden werden steeds interessanter: elke ingeving gaf op het moment zelf een “perfect” voorstel voor een invulling daarvan. Dit “block buster spektakel” was natuurlijk geweldig, maar wat gebeurde hier eigenlijk?

Waarom was het nu opeens zo makkelijk om hyperspectaculaire beelden instantaan te genereren? Waarom was ik nu zo conceptueel virtuoos? U vraagt wij draaien? Ik realiseerde me dat ik nu een idee kon denken, terwijl voor me een of ander pseudoklassiek beeld stond, en dit idee moeiteloos kon toepassen op die voorstelling, wat direct een interessant, blits, retevet nieuw beeld opleverde. Dit was echt leuk maar wat pas echt interessant oogde was de moeiteloosheid waarmee ik nieuwe ideeen op gedachten met willekeurige abstractie kon toepassen. Het leek volkomen eenvoudig om conceptueel acrobatisch te zijn: het toepassen van een abstract idee op abstracties was net zo makkelijk en leverde direct een oplossing. Voorbeeld: ik dacht nu over het generatieve denken zelf, kreeg allerlei ideeen en kon die schijnbaar moeiteloos daarop toepassen wat weer nieuwe ideeen opleverde: een wildgroei aan nieuwe suggesties die direct toepasbaar waren, ongeacht de mate van abstractie (behalve dat de ideeen die erbij kwamen zoiets waren als “zelfbeuwstzijn” “onbeershaarbeid, e.d.).

Het leek alsof ik zou kunnen dat de suggesties die ik kreeg voorgeschoteld een eigen generatief vermogen zou kunnen geven zodat ik alleen nog hoefde te ervaren wat dat opleverde. Of dat ik kon vragen wat de meest helderde wijze zou zijn om mijn eigen beuwstzijn in mijn eigen beuwsytzij voor te stellen.

Nu, omdat het toepasssen van abstracties op willekeurige abstracties (en dus niet zozeer op concrete voorstellingen alswel concrete voorstellingen van abstracties – oplossingen) moeiteloos ging werd ik nieuwsgierig: zou ik dit “systeem” zo kunnen gebruiken dat het zelf ideeen genereert zodat ik niet eens meer een gedachte hoef te denken om resultaten te zien? Zou ik een onafhankelijk zelfbewustzijn kunnen voorstellen dat zich in mijn beiwyzin voordoet? [Deen: “We could be a simulation.”]

Vanzelfsprekend was de snelheid van het denken zeer hoog, maar hoewel niet meer goed uit te leggen nog wel te volgen. Maar ik ging steeds meer “eisen” omdat het zo makkelijk ging en het leek alsof ik zelfs de snelheid van het denken zelf kon aangeven. Waar zou dit toe kunnen leiden? Meer en meer en meer en abstracter en verder en POEF.

Opeens was de ideele wereld verdwenen en was ik terug in mijn lichaam. Maar ik was vergeten wat er nou gebeurd was.

Later realiseerde ik me dat zoiets al veel vaker was gebeurd: “Getting ahead of myself and bogged down in the trip.”

het leek alsof ik een mentale versie van kernfusie, wat ik in feite ook wilde bouwen: generatief, zichzelf voortstuwend denken, had ervaren: de ideeen rijkdom leidde echter tot een soort “blow out.”

Het was duidelijk dat ik virtuoos kon omgaan met abstractie: instantaan kon ik de volledige omgeving in een andere sfeer brengen: het toepassen van idee op een situatie was eenvoudig, maar net zo eenvoudig was het toepassen van ideeen op ideeen. Bovendien was het ook duidelijk wat de trip bepaalt: een idee. Als ik iemand iets hoorde zeggen, kon dat het idee opleveren dat vervolgens de trip definieerde. Maar het was niet de term, maar het idee. Er is eigenlijk maar 1 manier om te verklaren waarom het zo makkelijk was: 1 idee toepassen op wat dat dan zou wel de snelheid kunnen verklaren. Een beetje zoals een functie toepassen op een serie getallen of op een functie.

Stel dat we niet weten hoe onze normale bewuztijn werkt, maar het valt nogal op dat we met LSD moeiteloos met absctraties kunnen omgaan: we kunnen ze makeklijk denken maar vooral ook direct een interesaante eeinvuliing geven. Lijken kunstenaars. Wat is dan het verschil? Waar zit het em in?

Jonge mensen hebben meer moeite met abstractie omdat het niet concreet (tastbaar) lijkt. Dus geef je voorbeelden en metaforen. En dan moeten ze leren gegrijpen dat het niet om het voorbeeld gaat, maar om het concept. Oefening baart kunst. Maar nadenken over abstrcte ideeen als de voorbeelden ervan ook abstract zijn, eg. “waarheidstheorieen” blijft lastiger. Of neem predikatenlogica en die metaversie ervan. Of neem leren¹ leren² leren³.

Of: wanneer is het idee van een metafoor een metafoor?

[de verklaring voor die blow out: gulzigheid/hubris: uit overmoed botchte ik dus altijd mijn trip: vandaar dus geen of weinig heldere herinneringen]

maar als abstracties als heel concreet ervaren worden, dan wordt het makkelijk om ermee te werken! Dus waar wiskunde/geometrie de metafoor voor Plato’s theorie over de waarheid was, rationeel denken, is kunst de metafoor voor ons denken/bewuztijn. Als je “thuis bent” in de abstractie, wat nu onmiddellijk was gegeven, dan wordt het generatieve denken “automatisch.” In mijn normale beustzijn heb ik nog steeds wel moeite met hoog-abstracte ideeen of ideeen over ideeen, maar nu was dat natuurlijk helemaal niet moeilijk: de ideeen zelf werden voorgesteld als concreet!

Het enige verschil tussen normaal en LSD-beiwytin is dus de virtuositeit om met abstarcties om te gaan, omdat je in zekere zin een absctratieniveau hoger zit. Dat maakt het ook logisch dat het moeilijk was om die hyperabstracte concepten tuerg te halen en dus de herinnering van de trip.

Mijn “denkfaut” was dan ook dat ik altijd te ver ging: omdat ik meende dat ik eindeloos abtracties op zichzelf zou kunnen toepassen. Maar dan is het vershcil tussen normaal en LSD-bewuzijn WEL aan de geven met 1 dimensie: concreet-abstract ofwel:

normaliter is het makeklijk om te zeggen: “Op die rode tomaat pas ik het idee “geel” toe.” Dat kan iedereen moeiteloos. Het lijkt niet eens abstract. Of: op die kubus pas ik het idee verdubbeling toe.” Of: op die ethiek het idee “rechtvaardig.” maar als je conceptueel virtuoos bent, dan heb je geen last van de mate van abstractie, die mensen verhindert om er helder over na te denken. Dat op de tomaat “rechtvaardigheid” toepassen of op de samenleving “exponentieel” of “zeichzelf voortbrengendgaat nu ook moeiteloos.

Dat geeft natuurlijk een ongebreidelde ruimte aan mogelijkheden, omdat er geen begrezning is in termen van onzin of in termen van abstarcieniveau. Het gevoel is een beetje dat van “metabeuzytijn” omdat je opereert vanuit een perspectief dat fundamenteel oneindig groter is.

dat uitte zich ook in de instantane verandering van de hele omgeving omdat je iets oppikt uit je omgeving, of iets triests of geks of vrolijks denkt.

Het verklaart de blow outs (cf. financiele crisis, het bouwen van zelfbeuwsti AI), de instantane verandering van de omgeving, past perfect bij het feit dat mensen moeite heben met abstractie maar het wel kunnen leren. Het gevoel dat je een superkunstenaar bent. Bovendien werpt het helder licht op ons noramle bwuzytin: ons talent om een concept toe te passen op een concrete situatie:

Men neme een willekeurige herinnering: “Wat denk je erover? Wat vind je ervan? Wat vond je ervan? Maak em sepia..

maar ook: je ziet een boomstronk. Waarom denk je dat het een beer is?

Waarom denk je dat het een God is?

Omdat de geest, om te doen wat wij merken dat het doet: namelijk ons uit het concrete hier en nu redden omdat het concrete hier en nu geen vrijheidsgraden kan bieden; niet alleen moet kunnen hallucineren (een nabeeld geven), maar ook het object van abstractie moet zijn. Alleen het abstraheren geeft de conceptuele vrijheid om te beginnen te begrijpen wat het beeld betekent. Het abstraheren geeft ons het vermogen “de gevangenis van het zijn” te ontstijgen. Maar hoe abstraheren we? Het is duidelijk iets natuurlijks (die moeiteloosheid), maar het moet volledig verbonden zijn met het bewusijzn zelf. Net zo goed als dat kinderen duidelijk zelfbewuzts lijken te zijn, maar nog niet “Wil ik dit wel?” kunnen denken.

Wat verwarrend kan werken is de ervaring dat iemand een woord laat vallen en de gehele trip verandert: het gaat om de conceptuele virtuositeit: het woord kan niet anders begrepen worden dan als idee wat direct gebruikt wordt om de trip te herdefinieren. Maar dan is religie hetzelfde proces als het ontwerpen van een huis: je ziet concept A in object C, waardoor je object C begrijpt als instantiatie van A. gewoonlijk zien mensen geen abstract ideen in een concreet object, maar zien het resultaat: de betekenis die het voor hen heeft.

Denk ook aan de opmerking: “Ik vind dat kunstwerk zo mooi, want het laat ruimte voor iedereen om er iets anders in te zien.”

maar omdat abstraheren een persoonlijk proces moet zijn, omdat het geleid zou moeten worden middels het wbustzijn en dus dingen als focus opdetails of big picture, is dit eigenlijk een triviale opmerking. Het probleem is eerder dat veel kusntwerkne zo strak zijn gedefinieerd dat het niet leidt tot ruimte voror herdefiniereing, hoewel die ruimte er strikt genomen altijd moetn zijn. Maar neem de metafor van de dobbelsteen: die geeft maar 6 resultaten, nooit meer.

Dus als je een konijn ziet in de wolken (wat met die wolligheid en vormmogelijkheden te maken moet hebben), dan pas je eigenlijk op je eigen persoonlijke, natuurlijke, moeiteloze wijze het idee “konijn” toe op de wolk, waardoor je dit moet zien. cf. eend-konijn. Het feit dat we dit makkelijk kunnen – hoewel je soms moet “werken” – geeft aan dat het een natuurlijk talent is, maar ook dat we niet doorhebben dat we conceptueel bezig zijn. We zien immers alleen het resultaat! Waarom het makkelijk gaat te switchen en hoe je dat dan precies doet, lijkt verborgen, maar is nu helemaal duidelijk: het whuewstizn bepaalt zichzelf middels de abstarctie.

Althans ik zou niet weten hoe we ons van iets bewyuzt kunnen zijn zonder te begrijpen wat we zien: was dat misschien het begin? Of die “egoloze” geestestoestanden? Bepaalde psychedelische situaties waarin “het filter” lijkt te zijn weggevallen?

Ons bwustzijn is nu heel duidelijk niet gewoon waarnemen, maar abstract denken toepassen op hetgeen waargenomen wordt. Dat vergt natuurlijk ervaring en cultuur: een aangeboden betekenisstructuur die je wil gebruiken omdat iedereen die gebruikt.

Fyke! De kathedralen zijn werkelijk fantastisch: hoog, versierd, akoestiek, glas-in-lood, ..