Vleugelslagen in de ecologie van de geest
 

Dit gaat ons toch niet boven de pet?

“Die mensen leven dus alsof hun psychologie hen overkomt! Alsof ze niets te zeggen hebben over hun ideeën!

Vind je dat ook niet meta-absurd?

Filosofie is dan ook: leren van ideeën. En leren van ideeën is weer: leren leren.

Of anders verwoord: we leren door ons onvoorziene ideeën eigen te maken, d.w.z. we worden aan de lopende band – we zijn de hele tijd blootgesteld – aan van allerlei invloeden (zoals waarnemingen en belevenissen, maar ook “nieuws” in de zin van “wetenswaardigheden” die huidige ideeën kunnen bevestigen maar ook makkelijk kunnen beïnvloeden, maar ook gesprekken), maar voor ons is “iets leren” vooral een fenomenologisch spectaculaire/opvallende gebeurtenis die we eigenlijk niet anders kunnen interpreteren dan als betekenisvol.

Leren leren kán dus ook worden beleefd als “just another way of learning something..” Terwijl het fenomeen leren zelf in feite / in wezen betekent, ik bedoel hier vooronderstelt en dus ook impliceert “dat je als persoon beïnvloed wordt op een wijze die je niet goed had kunnen voorspellen, althans niet op het niveau van de ervaring en de “persoonlijke/persoonlijkheidsconsequenties.”

Het saillante is dat we dit intuïtief inzien/doorgronden – dat nieuwe ideeën onze persoonlijkheid zelf (moeten) beïnvloeden – want zo’n typisch veelgenoemd onderscheid tussen vmbo-havo-vwo-gym is de (toenemende) mate waarin leerlingen open staan voor “eventuele inzichten” (geframed als “kennis”) onafhankelijk van de relatie met de leraar. Op het vmbo lijkt de relatie een voorwaarde, op het gym lijkt de relatie gebaseerd op.. inhoud – wat we vaak niet als “relationeel” beschouwen, maar laten we zeggen: de relatie wordt vooral bepaald door de gemeenschappelijke meta-ideologie (ik wil graag leren, want ik begrijp dat er nog heel veel te leren is), terwijl op het vmbo duidelijk zou moeten zijn [voor de leraar] dat de leerling zichzelf niet als een leerling beschouwt of wenst te beschouwen. Op z’n minst eist/verwacht de leerling van de leraar een reden om hem te vertrouwen, want duidelijk is [intuïtief]: die leraar gaat impact op je hebben.

Dit is natuurlijk geen vergezocht wantrouwen, eerder een natuurlijke vraag/eis [request] passend bij de intuïtieve overtuiging/gewaarwording/ervaring dat áls iemand de rol heeft om jouw persoonlijkheid te beïnvloeden, je dan wél zeker wil weten dat je in goede handen bent. Het lijkt dus dat iemand die meer ervaring heeft met het zich eigen maken van nieuwe ideeën (wat we meestal als intelligentie ervaren), minder voorzichtig is ten aanzien van de bron: mogelijk is er sprake van een groter ego (in de zin van een groter zelfvertrouwen qua leren) of telt de psychologische impact meer (nieuwsgierigheid) of negeert men de bron in zekere zin: omdat die geacht wordt irrelevant te zijn.

De mogelijkheid van iets leren moet dus samengaan met het inzicht dat je kunt leren – de zogenaamde growth mindset, die vanzelfsprekend óók de vorm van zelftwijfel kan aannemen – de fixed mindset.

Maar een growth mindset vooronderstelt meer: het zou erg vreemd zijn te vooronderstellen dat dit inzicht níet van toepassing kan zijn op leren tot de 2e macht: het idee dat het leren zélf (in positieve zin) beïnvloed kan worden. Toegegeven, een dergelijk idee hoeft niet altijd/gegarandeerd beleefd te worden als een doorbraak op een hoger niveau – of bijvoorbeeld “op alle niveaus tegelijk” (i.e. in de vorm van een meta-meta-idee) – mogelijk omdat “consequentiële inzichten” (baanbrekende ideologische implicaties) uitblijven, maar dat staat óns niet in de weg ons te realiseren dat een “growth mindset” hermeneutisch werkt: dat we onze persoonlijkheid kunnen beschouwen als een constellatie (niet een verzameling) van ideeën.

Wat voor een fundamentalistische persoonlijkheids-“oplossing” kan “opteren..” door heterogene ideeën stelselmatig af te wijzen: je mag er dus niet mee in aanraking komen, wat we natuurlijk als een tragedie kunnen beschouwen, maar strikt genomen “klopt met wat wij zijn – conceptuele wezens.” Wat natuurlijk dan weer niet klopt: de claim dat de arbitraire ideologie (“het fundament immers”) als enige waarheid kan gelden. Dat maakt het dan ook “verticaal incoherent,” d.w.z. zelfondermijnend/zelfdestructief. Maar we weten allemaal hoe mensen reageren als ze “in hun hemd staan.”

Dan worden ze boos en hebben ze de onhebbelijke maar theoretisch natuurlijke neiging je te vermoorden (of monddood te maken): het toepassen van geweld suggereert immers “de boel beter op een rijtje hebben,” terwijl over het algemeen ge[we]ld wordt vereerd door diegenen die “de boel juist geenszins op een rijtje hebben.” Natuurlijk kun je het leven framen als “topsport” en het leven zo opzetten dat iedereen een soort ondernemer moet worden – in zo’n cultuur telt geld als eer en het accumuleren van geld (eer) als “de boel op een geweldige rijtje hebben.”

Je kunt het leven inrichten als gladiatorengevecht: dan is eer slechts weggelegd voor een select mannelijk gezelschap.

Maar de enige rechtvaardiging voor dergelijke arbitraire ideologieën, is het handhaven van dergelijke arbitraire ideologieën. Onzinnigheid, kortzichtigheid, domheid, idioterie, er is maar één mogelijke rechtvaardiging en dat is: als je niet meedoet, slaan we je dood. (Overigens zijn er meer rechtvaardigingen mogelijk: misschien bestaat er algemene behoefte aan (tijdelijke) domheid, maar die moet dan wél adequaat worden vormgegeven. Of er is angst voor inzichterij: eh.. Planet of the Apes. Of wacht: men kan natuurlijk over het hoofd zien dat de betreffende ideologie op een metaniveau niet te rechtvaardigen is – en proberen te blijven denken dat het de Enige Waarheid móet zijn – wat in mijn ogen zo prachtig verklaart waarom het Rooms-katholicisme zo haast totaal de ogen kan sluiten voor alles wat je als consequentie van die manier van denken kunt beschouwen:

Immers, als jij de enige bent die het (enigszins) snapt, dan is dát snappen van zo’n overstijgend groot belang – het behoud van dat whatever inzicht – dat alles wat er eventueel nog kleeft aan problematiek, als “peanuts” moet worden beoordeeld en ervaren.

Neem even een heldenfilm als voorbeeld: over het algemeen krijgt de held een inzicht dat is voorbehouden aan bijzondere individuen, maar dat inzicht moet vervolgens wél worden verzilverd/gedeeld/omgezet in een concrete positieve uitkomst: aangezien het redden van de wereld / het universum / alles ook zo’n beetje alles mag kosten..

.. Tsja één tienerverkrachting meer of minder staat dan natuurlijk in geen enkele verhouding: collateral, inconsequential, sub specie aeternitatis homo sapiens “mostly harmless.”


“De geest in z’n vrij” zo’n prachtig begrip

Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam naar thuiswerkervaringen in het eerste coronajaar bevestigt dat de mensen snakken naar verloren tijd, de pauzes in de permanente aanwezigheids- en verantwoordingsplicht, naar de leegte, naar de geborgenheid van een schuilhaven.

Wel een mooie paradox, maar gelukkig hoeven we ons daar niet langer op blind te staren. Dat we niet zo makkelijk “niets doen” is ongeveer een wetmatigheid als zullen sterven: dat meditatie zo’n gedoe blijkt en yoga een lang verhaal: helderheden. Maar het elimineren van verloren tijd leek mij altijd al ergens zonde, maar zonde van wat? Niets dus. Het leek vooral zonde van tijdverspilling. Je zou toch iets moeten willen bereiken, hoezo gaat een stapeltje lanterfanten je daarbij helpen?

Ze willen gedachteloos uit het raam staren, verdwijnen achter hun krant, in de muziek op hun koptelefoon, in de rust van de halfslaap, waar je niks hoeft te zijn en nog niks hoeft te vinden.

De vraag is natuurlijk of je zoiets, zoiets wat zo eenvoudig te realiseren is dat je er welbeschouwd niets voor hoeft te doen, wel kunt wíllen.

Alles wat ik schrijf, ontstaat achter het stuur of tijdens de dagelijkse boswandeling, nooit aan bureaus. Je moet ontkoppeld zijn, heb ik geleerd. In autotermen uitgedrukt: je zet de geest in zijn vrij, waar hij kan dwalen.

Maar waarom móet hij dwalen? Of is het niets anders dan de idiosyncratische voorkeur van de auteur, die als zodanig juist niets zegt wat van een meer universeel belang is.

Op de universiteit brengen ze je de empirische cyclus bij, het stappenplan dat in de wetenschap het denken onderweg naar kennis moet doorlopen, van observatie naar hypothese via toetsing en falsificatie naar weer iets meer zekerheid. Ik heb daar nooit in geloofd.

Dit lijkt me echter typisch de natuurlijke misvatting van “de vrije geest,” die zich niet voldoende heeft verdiept in wat hij meende te beweren.. De associatie moge duidelijk zijn (vooral dan lijken) en bij wijze van toegeeflijkheid de betekenis evenzeer, maar toch: de empirische cyclus is natuurlijk nooit een “stappenplan” voor het bedenken van een hypothese geweest. Bovendien betreft het slechts fenomenen waarvoor geldt dat resultaten in het verleden als een garantie voor resultaten in de toekomst moeten worden beschouwd. Dus hier hebben we je typische “ordinale faout.”

De echte ideeën ontstaan niet in vergaderingen of op seminars, TedX-conferenties en brainstormsessies op de ambtenarenhei. Ze ontstaan in lijdzame afzondering in de catacomben van het voorstellingsvermogen. De verbeeldingskracht is het kind van de ruimte.

..

Daarom is de cultuurvakantie zo’n fatale vergissing. Op vakantie gaan voor kloosters en musea is gewone routines vervangen door bijzondere, met alle druk van de hoge verwachtingen. Het moet weer mooi en leerzaam en dus nuttig zijn, het weer moet mooi zijn. Hier weet je weer dat schoonheid onbelangrijk is. Er gaat nog iets boven. Schoon is het zijn zonder gedachten, het ondergaan zonder winst- of educatie-oogmerk.

..

Onderweg vragen de pompbediendes natuurlijk toch: How are you today? Een vriend gaf ooit het best denkbare antwoord: „Niet goed en niet slecht, precies op dat zalige nulpunt.”

..

Kijk, zo komen we ergens. De mens wil tegenwoordig altijd maar zo weten wie hij is en waar hij staat. Identiteit staat op alle agenda’s. Dit is het antwoord: hij is niets. Ik moet altijd denken aan de bekeuringen die je krijgt als je in Duitsland een snelheidsovertreding hebt begaan. Daar zit een flitskastfoto van de overtreder bij om te bewijzen dat ze de juiste bij de kladden hebben. Die foto’s zijn fascinerend. Daar zit jij, achter het stuur van je eigen auto. Ben je het echt? Je blik is volkomen uitdrukkingsloos. Ja, dat ben je. Zo kijk je als je niet gezien wordt. Je staart leeg in de leegte. Je bestaat niet. Dat ben jij. Wat ben je dan? Kijk zelf. Dat verdwijnpunt.

..

Bron: Bas van Putten – https://www.nrc.nl/nieuws/2021/04/29/de-geest-in-zijn-vrij-a4040373 29 April 21


Voor eenzaamheid heb je meer dan genoeg mensen nodig

“Er zit een slotgrachtje om mij heen,” zei een patiënte van mij eens. Sindsdien valt me op: de metaforen die we gebruiken om eenzaamheid mee te beschrijven draaien altijd om obstakels of afstand: een kloof of wand die tussen mij en de wereld in is gekomen.

Of afstand dus.

Hij laat hier treffend zien dat de talige metafoor en de kleurrijke vormgeving van onze ervaring betekenisvol gerelateerd zijn, om niet te zeggen choquerend uniform. Maar misschien is dat ook niet zo gek. Als eenzaamheid zo sterk (negatief) wordt ervaren, moet de fenomenologie ervan een zekere vanzelfsprekendheid hebben: dat wij die er niet mee te kampen hebben, gelijk inzien wat er zo ellendig aan is.

Nou ervaar ik die beelden van een kloof of een wand niet zo helder – de opmerking over de slotgracht had in mijn beleving niet de bedoeling het idee van de ondoordringbaarheid van het dubbele obstakel van muur en water te benadrukken, maar gaf mij eerder de indruk van een door jezelf ontworpen constructie waarin je jezelf hebt teruggetrokken. Ze heeft het over een “slotgrachtje,” dat suggereert toch een te nemen barrière.

Maar de metafoor van afstand – dus dat alle andere mensen maar bijvoorbeeld ook je vrienden een heel stuk verderop staan – dat herinner ik me duidelijk maar ik kan het gevoel niet terughalen. Het lijkt nu vooral iets wat ik moet hebben overdreven, maar volgens mij was dat toen echt niet zo.

Anyway, de concrete invulling/vormgeving als afstand of als object (glazen wand, perspex, plasticzeil) of als spitsvondige synthese (een kloof biedt zowel afstand als obstakel, maar is eleganter: de onoverbrugbaarheid zónder de ervaring van een wat kunstmatig geïntroduceerd artikel) kunnen we, lijkt me, makkelijk herkennen als iets onprettigs. Dat het in de geschetste situatie onmogelijk is geworden iemand anders aan te raken, zijn we misschien meer gewend geraakt met corona, het is ook hoe detentie werkt, want je moet geen vrienden worden.

Het wordt je in ieder geval minder makkelijk gemaakt.

Het moge duidelijk zijn dat de karakterisering van een “slotgrachtje” qua detail te wensen overlaat, aan de andere kant is ook duidelijk dat het er niet om gaat om in te zoomen op allerlei details, dan zou je daar meer over willen zeggen, terwijl zo’n “samenvatting” als die van haar suggereert dat die behoefte niet bestaat c.q. leeft.

Tegelijkertijd is degene met de ervaring ook degene die de metafoor heeft voorgesteld en dus als betekenisvol ervaart. Dan kan spelen met die metafoor wel iets opleveren.

Eenzaamheid is vreselijk, daar is iedereen die het gevoel kent het over eens. Diepe eenzaamheid wordt wel beschreven alsof je rakelings langs de psychische afgrond scheert: duizeling gevolgd door paniek. Die paniek gaat over het gevoel onbereikbaar te zijn: de kloof of wand, het slotgrachtje.

Dit komt toch een beetje verward over: eerst wordt “diepe eenzaamheid” als “hoogtevrees” (dus de algemeen bekende ervaring bij grote diepte ofwel “dieptevrees” of direct invoelbaar als iemand vertelt dat ze het gevoel had dat de diepte haar riep) voorgesteld om dat gevoel vervolgens te verklaren vanuit iets dat daar niets mee te maken lijkt te hebben. Dat moet het opzettelijk vage “gaat over” immers verhullen.

Verder is eenzaamheid vloeibaar: het deint mee op ieders beleving en ervaring. Uw eenzaamheid is de mijne niet. Dat maakt een gestandaardiseerde aanpak ook zo moeilijk, zo niet onmogelijk.

Maar dat zou ook een beetje vreemd zijn als wens, toch? Of we vullen de concepten die we delen, op een eigenzinnige manier in wat de verhoudingen ertussen ook beïnvloedt en aanleiding geeft om te spreken van “een eigen wereld.” Of daar is géén sprake van, wat ons direct zou opvallen, omdat we dan ook duidelijk “standaardsapiens” zouden moeten zijn.

Je kunt de hulpverlener hier wel herkennen: die wil helpen en dat zou meer kans van slagen hebben in een wereld van standaardmensen, maar het is ook een beetje vreemd: zo’n wereld zou geen behoefte hebben aan hulpverleners.

Ons conceptuele talent, ergens snappen we dat allemaal wel, kan onmogelijk louter voordelen hebben. Alleen al het gegeven dat het zich onvoorspelbaar moet ontwikkelen omdat het zichzelf beïnvloedt, betekent nachtmerries voor de risk manager.

De beeldschermen waarmee we ons dagelijks omringen – de telefoons, laptops, tablets – zijn een soort bemiddelaars tussen ons zelf en de buitenwereld. Met die bemiddelaars is niet per se iets mis, denkt hij, maar ze staan wel tussen ons en de wereld in. Kloof of wand? Wand dus.

Het klassieke onderscheid tussen presentatie en representatie lijkt wat geactualiseerd, maar de ervaring van eenzaamheid is klaarblijkelijk dat de persoon in kwestie niet langer de ervaring van presence heeft wat we bij kinderen menen te zien: klaarblijkelijk wordt die overheerst door een specifieke reconceptualisatie, bijvoorbeeld naar aanleiding van een groot verdriet.

Maar zijn punt over die bemiddelaars mist toch de hoofdzaak: zonder media bestaan we alleen op de plek waar we zijn. En het nogal reusachtige nadeel daarvan is natuurlijk dat we dan met maar heel weinig mensen in contact kunnen zijn. Een handjevol en nog een handjevol als je de nodige reistijd hebt geïnvesteerd.

Media bieden dus een oplossing voor een probleem dat je helemaal niet via een shortcut kunt tackelen. Zo’n soort oplossing noemen we meestal geweldig.

Zweistra beschrijft heel mooi hoe we tegenwoordig verscholen gaan achter onze gadgets, en daardoor de confrontatie met anderen uit de weg gaan. Want daar schort het zo aan tegenwoordig: de schurende ontmoeting van twee of meer lichamen in een ruimte, waardoor allerlei misverstanden kunnen ontstaan, maar die wel de basis is van de vonk van menselijk contact.

Wie heeft de blauwe vinkjes bij WhatsApp niet uitgezet?

Deze “Zweistra” heeft blijkbaar niet door hoe de wereld er “vroeger” uitzag: zo knellend klein dat iemand die je niet kent (een vreemdeling) ook niet te vertrouwen is.

Waar het zogenaamd aan schort tegenwoordig (o, opa, vertel) is toch niet de afwezigheid van schurende lichamen in een ruimte, schurend omdat de ruimte zo klein is? Dit is toch niet de basis van menselijk contact: met je 10 kinderen op 1 kamer?

En een vonk heeft geen basis.

Een beetje te simpel, als je het mij vraagt. Het gevaar is dat je ermee over het hoofd ziet dat de makers van die technologie er alles aan doen om ons achter onze beelschermen [sic] te houden: ze maken ons verslaafd.

Als ze er alles aan hadden gedaan, waren ze vast met betere ideeën gekomen.

Daarmee staat ze in een lange traditie van denkers die afzondering als voorwaarde zien voor creativiteit en beschouwing. Het is het pad van verlichting van de Boeddha en Jezus die zich terugtrekt in de woestijn. Denkers zijn niet voor niets vaak loners: de weg naar de wijsheid bewandel je alleen, is het idee.

Nou, dat is het idee helemaal niet. Het probleem is dat “de weg naar de wijsheid” niet met een ander mens afgelegd kan worden, omdat wat je onderneemt, een poging is iets uit te vinden vanuit maar ook over een proces dat voor twee personen onmogelijk gelijk kan zijn, omdat het gekenmerkt wordt door details waarvan je het belang niet had kunnen kennen. Er kan dus geen schema voor worden opgesteld, tenzij je zo vooringenomen bent dat je “wijsheid” definieert als “alles wat ik al te weten ben gekomen op nog meer situaties toepassen.”

Maar goed, dat is natuurlijk het tegenovergestelde.

Anyway, wijsheid kan dus niet gerealiseerd worden vanuit een structuur, hoewel daar natuurlijk wel meer dan genoeg pogingen tot zijn gedaan. Maar dan noemen we het traditie en roemen we de casus van de spitsvondige interventie zonder verder met het metaniveau bezig te zijn.

Iedere therapeut weet: creativiteit en reflectie hebben zeer duistere schaduwzijden in de vorm van waandenken en obsessies.

Dat is natuurlijk omdat het de therapeut wel moet opvallen dat een typisch probleem laat zien dat de mate van conceptuele ontsporing beperkt is. Dus a) dat het conceptueel van aard is en dus bespreekbaar en b) dat het probleem past bij de persoonlijkheid, wat op z’n minst suggereert dat ze onlosmakelijk verbonden zijn wat ons eigenlijk zou moeten doen realiseren dat een incoherente psychologie eigenlijk niet voorkomt.

Het heeft een lelijke en stuurloze samenleving opgeleverd, zonder hoop, waarin mensen zichzelf alleen nog kunnen zien als winnaars of verliezers. Een even narcistische als eenzame maatschappij.

Het jonge Duitsland van Nietzsche, dat was pas goed! Deze potsierlijke jammerklacht is vooral een bevestiging van des auteurs desinteresse over de wereld.

Na het lezen van haar boek kwam schijnbaar uit het niets de volgende vraag bij me op: wat is eigenlijk het tegenovergestelde van eenzaamheid? Er is geen antoniem, geloof ik. Je komt al snel uit bij dingen als: solidariteit, gemeenschapszin, saamhorigheid.

Ja, da’s een leuke vraag. Nou, als de antoniem van wijsheid zoiets is als denken dat je het wel door hebt (dus het ervaren van je overtuiging beschouwen als inzicht in plaats van gebrek aan verbeelding, wat de bekende koddig misplaatste arrogantie er gratis bij doet), dan is de antoniem toch niet solidair zijn?

Het is eerder zoiets als erbij zijn. Geen aanleiding kunnen bedenken om op slotgrachtjes uit te komen. De overtuiging dat jij apart bent, niets meer mee doen.

Bron: Arthur Eaton – https://www.nrc.nl/nieuws/2021/02/11/de-anatomie-van-eenzaamheid-a4031436 11 februari 21


10 – 40 – 70

“Voor vrouwen tikt de klok altijd,” observeert de verteller bijvoorbeeld, wanneer ze het heeft over de tijdslimiet die vrouwelijke vruchtbaarheid aankleeft. Elders reflecteert ze op “de eindeloosheid van het moederschap, de eeuwigheid ervan.”
“Als ik iemand een baby in een kinderwagen zie voortduwen,” schrijft ze dan, “overvalt me altijd een hevig gevoel van uitputting: Maar er zijn nog zoveel jaren te gaan!

Nog los van de verdere discussie zijn het toch eigenlijk vreemde observaties. Waarom zou de klok voor vrouwen “altijd” tikken en die voor mannen dan op z’n minst “bij vlagen?” Het argument dat mannen kinderen zouden kunnen willen “krijgen” op hun 50ste is toch niet meer dan een sofisme?

En hoezo is dat moederschap zo zonder einde uitzichtloos? Van welke elementen in het leven verlangen we dat ze wél binnen afzienbare tijd worden afgesloten? De middelbare school?

Dus ja, het suggereert herkenbaarheid – het lijken me clichés maar erger, het is de plank misslaan wat de klok slaat!

“Het is denkbaar, schrijven ze, “dat mensen het dagboek onzorgvuldig invullen. Een tijdsdagboek is erg tijdsintensief en het is daarom verleidelijk om details weg te laten.” Die laatste zin is mijn favoriete zin uit het rapport.

Het mist wat context, maar zo’n belangrijke zin kan misschien op eigen benen staan. Het gaat hier om ouders die moeten registreren hoeveel minuten ze met hun kinderen spenderen – hoofd, neven, niet, zoiets. Maar het registreren zou natuurlijk je natuurlijke omgang met je kind verstoren, dus je doet het later. Dan heb je toch helemaal geen details meer over?!

Met die metafoor, van tijd als geld of goed, proberen we de tijd, abstract en ongrijpbaar als hij is, te temmen. Immers: wanneer tijd geld of een goed is, kun je hem meten, vergelijken, vangen in grafieken en tabellen.

Abstract is sowieso al niet ongrijpbaar, maar tijd als geld is wel een héle simplistische benadering. Overigens heeft het natuurlijk niet zoveel te maken met “de natte droom van de natuurwetenshopper” maar vooral met de “metafoor” van onze sociaaleconomische werkelijkheid. Toegegeven, dat geld bij uitstek als kwantificatie functioneert, helpt (klit).

“Tegelijkertijd komt dat idee, van tijd als iets dat van mij is, tijd die ik ‘voor’ mijn kinderen ‘over’ heb, me steeds vaker voor als waanzin.

Dat is het ook. Natuurlijk interpreteren we tijd als iets exclusiefs – dus we kunnen niet twee dingen tegelijk, we moeten kiezen – maar de faux pense hier is dat je iets te kiezen hebt. Nou ja, je bent natuurlijk niet verplicht tijd met je kinderen te spenderen, je kunt ze ook naar het asiel brengen of met een zielig verhaal verkopen.

Dat is misschien het ingrijpendst, wat kinderen en tijd betreft: dat ze niet alleen je tijdsbesteding danig veranderen, maar ook, en vooral, je tijdsbeleving.

Laten we meegaan in haar gedachte, hoewel het natuurlijk gek is om er een probleem van te maken dat je tijdsbesteding veranderd wordt: dat is immers waar je voor kiest. Maar goed, het punt van de tijdsbeleving lijkt terecht: als je aandacht zó sterk gericht is op – nee – vanuit een ideologie van gebeurtenissen, dan is het niet zo gek dat je fenomenologie (i.e. je beleving) zich heel anders gaat gedragen. Dat hoeft natuurlijk niet een probleem te zijn, maar als je dat zo ervaart, dan ligt het meer voor de hand die verschillende werelden beter op elkaar uit te lijnen. Ofwel: activiteiten bedenken waar je jezelf beter in kunt terugvinden. Of: leren te genieten van die dingen waarvoor je voorheen geen waardering kon opbrengen.

Kinderen veranderen. Die is zo dubbelzinnig mogelijk geformuleerd.

“Wetenschappers proberen al zeker een halve eeuw grip te krijgen op wat het ouderschap met ouders doet.

Dat zou een hint kunnen zijn: wetenschappers zijn juist niet geschikt. Maar aan de andere kant, een halve eeuw is nog te kort, zullen ze betogen.

“Ouders komen tijd tekort én ze hebben er te veel van. Dat kan niet en toch is het zo, en het raakt de kern van wat kinderen met tijd doen.

Ook weer wat gechargeerd: het is natuurlijk een typische linguïstische paradox: het begrip “tijd” op verschillende manieren gebruiken en dan klagen over incoherentie. Niet veel beter dan: “Ik ga op mijn plaat op mijn plaat,” om vervolgens te concluderen dat dat toch tautologisch is.

“Het voeden, verschonen of vermaken van een baby of peuter duurt vaak eindeloos wanneer je ermee bezig bent (prospectief). Dat geldt ook voor het steeds opnieuw voorlezen uit hetzelfde boek of het afdraaien van de rituelen tussen avondmaaltijd en in bed stoppen. De reden: kinderen gedijen bij routine en zijn dol op herhaling, maar het leveren van die voorspelbaarheid roept bij de ouders geregeld verveling op.

Maar waarom dan telkens opnieuw voorlezen uit hetzelfde boek? Of telkens dezelfde riedeltjes afdraaien? Dat is toch helemaal niet nodig?! Tenzij je dénkt dat het zó moet..? Deze alinea is de boekdelenspreker die de circulariteit (de prolepsis) en derhalve de auteur van de vicieuze cirkel verraadt.

“Dit nieuwe leven, vastgelegd in dagelijkse patronen, een structuur die door herhaling zo versteend raakt dat ik me niet meer kan herinneren hoe het daarvoor geweest was.

Dat heet veranderen. Dan weet je dus niet (goed) meer hoe je er voorheen in stond. Opnieuw: een faux pense en een klaagzang op een zegen.

“Want voor mij is tijd al jaren geen munteenheid meer. Het is iets anders geworden – mystieker, ongrijpbaarder. Meer, misschien, zoals hij vroeger was, in een mythisch verleden, voordat we spoorwegen, klokken en lopende banden hadden, voor de tijd gestandaardiseerd en getemd was.

Romantische gebiebelebons. Tijd is niet mystiek en ongrijpbaar: veranderen verandert je bewustzijn en omdat we geneigd zijn onszelf op ieder moment als een relatief coherente eenheid (een persoon) te beschouwen, kunnen we niet verklaren hoe het veranderingsproces is voltrokken. Dat voelt altijd een beetje gek.

“Binnen die omgeving staat onze relatie niet in het teken van de ‘investeringen’ die ik in mijn kinderen maak, wordt ze niet gekenmerkt door de hoeveelheid uren en minuten die zij mij kosten, door de tijd die ik wel of niet voor hen heb. In plaats daarvan worden we gedefinieerd door de manier waarop we met elkaar verbonden zijn, een collectief, verstrengeld en van elkaar afhankelijk.

Batesonisch: er zijn twee manieren om relaties te waarderen: (1) zeggen dat je het waardeert en (2) tijd spenderen. Misschien moet die laatste iets meer naar voren gehaald.. 😉

“Het antwoord dat ze zelf geeft, onderstreepte ik twee keer: “Tijd is niet iets waar je wat mee doet – de tijd doet iets met jou.

Ik hou van dit soort persoonlijke notities-ontboezemingen, want die zijn nog steeds zeldzaam in de journalistiek. Maar het klopt natuurlijk niet: niet zoals we een lichaam zijn en hebben en een persoonlijkheid zijn en hebben en ideeën zijn en hebben, zijn en hebben we de tijd.

Als we die nemen.

Bron: Lynn Berger – https://decorrespondent.nl/11913/met-kleine-kinderen-duurt-een-dag-eindeloos-maar-een-jaar-vliegt-voorbij/2393208562239-38ab5f8f 21 december 20


Verward als de burger blijkt, liever niet verward

“Burgerlijk is het wanneer je geen behoefte meer voelt de norm ter discussie te stellen, wanneer je de status quo wel prima vindt, wanneer je de toevallige vorm waarin je leven is gestold accepteert zonder je druk te maken over alle niet onderzochte alternatieven.

De toevallige vorm? Maar we ervaren dat toeval toch helemaal niet? En als het toeval juist wél opvalt, dan is er weer geen sprake van een stolling. Dan, immers, is er net iets gebeurd waardoor de temperatuur gestegen is.

Wat is nou een goede reden om je druk te maken over alle nog niet onderzochte alternatieven? Als je de tijd ervoor hebt en in die tijd de ruimte: de conceptuele ruimte met voldoende tijd. Dagdromen.

“Dat is waarom het zo’n slecht imago heeft: burgerlijkheid is een capitulatie voor het middelmatige. Niet toevallig zijn het de jongeren die zich er het meest tegen verzetten: die hebben nog de illusie dat er méér in het leven zit, dat zij te bijzonder zijn om hun smaak met de meerderheid te delen.

Maar dat is een Non Sequitur. Het lijkt stromend maar er zit een stalinistische sluisconstructie.

Waarom zou het bezig zijn met wat je allemaal zou kunnen denken, als je daar de gelegenheid toe hebt, over de norm gaan? En dan, alsof je niet van alles tegenkomt en leert dat het bijna allemaal niet echt boeit, als je jezelf hebt weten te verlossen van ideologische verknopingen en destructieve droomsels, de hele dag mag buitenspelen in de zon en thuis weer onverwacht verhalen op je wachten en bedacht om dan ook gelijk gedeeld te worden, wat houdt dáár dan “het midden” in?!

Micro-meso-macro. Middelmatig – als dat het midden is tussen uitzichtloos en manisch of tussen eenzaam en afhankelijk.. Of bedoel je dat kostuumfilms tenminste nog kostuums hebben.

De illusie dat er méér in het leven zit, vooronderstelt dat er niets in het leven zit – dan burgerlijkheid.

“Burgerlijkheid is dus ook een vorm van bescheidenheid: het burgermannetje aanvaardt de wijsheid van de massa en waant zich niet bijzonderder dan anderen. Hij schept er een bepaald genoegen in dat zijn oude, naïeve zelf achter hem ligt: „Ja, die jongeren hebben dromen en romantiek. Maar ze komen er nog wel achter dat je meer hebt aan een windjack van Bever Sport.

De wijsheid van de massa is.. dat niemand echt bijzonder is? Maar dat is net zo min de moeite om te denken als iederéén bijzonder maken, wat dan weer een leugen is?

Die jongeren hebben toch juist geen dromen, zegt de dromer?

Wie de wereld heeft verkend, heeft genoeg te zien.

Wie verlangt er naar dat windjack? Degene die te sterk is afgekoeld.

“Er is nooit een politicus die zegt: ik omhels de randfiguren, bohemiens en querulanten. Logisch ook, want die zijn niet zo talrijk.

Nou ja, dat is onlangs nou juist geprobeerd, toch?

“Huizinga is niet de enige die dit opmerkte. Nederland staat bekend als het burgerlijke land bij uitstek, met een grote middenklasse, een sterk gelijkheidsideaal en een bijbehorend conformisme.

De Chinezen van het Westen, maar dan zonder die achterlijke trots. Ongeïnteresseerd, onfatsoenlijk nieuwsgierig, niet volkomen gestoord of op zichzelve ingestort.

Bron: Floor Rusman – https://www.nrc.nl/nieuws/2018/12/14/het-is-fijn-om-burgerlijk-te-zijn-a3060430 14 december 18


A cool consciousness is hot

“Aandacht daarentegen lijkt meer op zonlicht: het is het licht waarin de wereld verschijnt. Je zou ook kunnen zeggen: waar concentratie resultaatgericht is, heeft aandacht geen welomlijnde bedoelingen. Zij is tastend, open.

Het goede punt, focus is nuttig als de opdracht eenvoudig is. Bij complexiteit, als het nog niet te overzien is, dan dient er juist gedwaald te worden. Misschien nog sterker: er zijn natuurlijk veel problemen waarvan de oorsprong zich niet verraadt.

En je kunt een film beter twee keer kijken dan één keer “geconcentreerd.”

“En omdat u dat kennelijk en masse wilt, zal ik u hier het geheim verklappen: zorg dat u goed weet wat u wilt, denk maar niet dat u kunt multitasken en neem geregeld pauze, waarin u echt even iets anders doet (in jargon: ‘gun uw brein verwerkingstijd’).

Zorg dat je inziet dat je niet kunt weten wat je wil! (Behalve ijsjes.)

En die pauze mag best wat langer zijn. Wat heet, vakantie!

“Luister liever naar lange, instrumentale nummers.

Haha, ja, lyrics leiden nogal af bij lezen/schrijven.

“Voordat u uw playlist aanpast, is het goed te beseffen dat effectief zijn dus begint met weten wat je wilt. Hóé je dat weet, hoe je erachter komt wat voor jou van belang is, daarover hebben deze wetenschappers het niet. Terwijl precies hier het verschil tussen aandacht en concentratie volgens mij echt relevant wordt. Tip van mij: laat je aandacht rustig grazen en je zult merken waar je waarde aan hecht.

Kudos, Marjan!

“Best vermoeiend en toch keer ik steeds naar zijn werk terug, omdat ik na al die gemiddelden waarin voornoemde psychologen onze aard proberen te vangen, snak naar analyses waarin mensen geheimzinnig en uniek zijn.

Tsja, maar ook niemand is een gemiddelde. Hoe geschikt zijn die dan om een spectrum neer te leggen? Nog los van het probleem dat een treffende mathematische expressie niet zoveel zegt over wie we zouden willen denken dat we zijn.

“Baby’s doen niet anders dan om aandacht bedelen, maar ook biddende mensen willen volgens hem aandacht (van God).

Dit lijkt me onzin: als baby’s iets niet doen, is het wel bedelen om aandacht. Als ze aandacht nodig hebben, merk je dat gauw genoeg.

En biddende mensen willen geen aandacht van God, maar willen ergens aandacht aan geven. Ze dwingen zichzelf immers, met die handjes, om aandacht op te brengen voor iets waarvoor dat meestal niet goed lukt. Althans, als oprechte gelovige zul je er toch niet van overtuigd zijn dat je Gods Aandacht moet verdienen of “voor mekaar boksen?!”

“En neem nu leraren: niet zelden het type mens dat zelf dol is op aandacht, terwijl het tegelijkertijd hun werk is om de aandacht van leerlingen te disciplineren. Je zit op school om te leren wat volgens de autoriteiten jouw aandacht verdient.

Of juist niet te disciplineren.. En nee, je zit toch niet op school om te leren wat de autoriteiten willen dat je leert? Dan zouden leraren toch heel andere instructies krijgen.

“‘Wat we meemaken is metaforisch gezien een omkering van het beschavingstraject’, zegt Carr. We worden constant afgeleid en dat verhindert ons om persoonlijke interesses te cultiveren. Zo komen we niet aan de eigen ontwikkeling en verdieping toe.

Ahum, “metaforisch gezien?!”

Bedoelt hij soms dat wat we meemaken juist geen omkering van het beschavingsproject is, omdat dat in wezen niet “letterlijk” kan worden opgevat? Of bedoelt hij eigenlijk dat hij niet weet wat hij bedoelt?

“Reclames spelen gemeen in op een reflex die ons in de loop van de evolutie juist van pas is gekomen: de reflex om je eigen projectje uit handen te laten vallen op het moment dat zich in de omgeving iets dringends voordoet. Je kunt maar beter stoppen met bessen plukken als er vlakbij een alarmkreet wordt geslaakt.

Dit lijkt me ook klinklare onzin. Wie doet er nu zoiets?!

Zouden mensen echt denken dat reclames alarmsystemen zijn?

“Lang niet alle informatie uit de omgeving kan tot je doordringen. De wereld is veel te rijk en te groot om helemaal in je op te nemen. Waarneming kan dus niet anders dan selectief zijn, zeggen deze bewustzijnsonderzoekers (en, toegegeven, ook Stefan van der Stigchel).

.. Maar hier gaat het dan toch echt mis: de wereld is niet zozeer te rijk en groot, dat is wel zo, maar dat is het probleem niet. Informatie is helemaal niet wat relevant kán zijn! Hoe zou je immers je eigen ideeën kunnen ontwikkelen?

Stel je voor dat je alleen informatie zou oppikken die er echt is: je hebt superzintuigen. Betekent dat dan ook dat de manier waarop je die informatie organiseert, gegeven is door de werkelijkheid? Dus dat je alleen ware proposities kunt denken?

De vraag is dan: kunnen we dát denken noemen?

“Aandacht maakt ook dat jij gericht waarnemingen kunt negeren die voor jou minder interessant zijn, zodat je energie overhoudt voor wat er voor jou wél toe doet.

Ook dit is omgekeerd, alsof het hier een evolutiebiologisch designprobleem betreft: de reden dat wij zulke “sloppy conceptualists” zijn, is niet omdat het te moeilijk is om het goed te doen, maar omdat het bewustzijn zich onmogelijk kan ontwikkelen als het niet zo rommelig zou functioneren!

Het is nooit een evolutiebiologisch voordeel geweest om eerst aandacht te ontwikkelen en vervolgens efficiënter te maken: onze sapiensaandacht kan juist niet bestaan als hetgeen Marjan zich voorstelt.

“Aandacht stelt je in staat zelf je doelen te bepalen. Van binnenuit.

Tsja, de dictatuur van doelmatigheid. Nou ja. Rudimenten.

“Zo komt Phillips met de tip: koester je aandacht, want het is de beste manier die je hebt om uiteindelijk het leven te krijgen dat je wilt (of denkt te willen).

Haha, die laatste is leuk, maar we kunnen er meer over zeggen. Als je iets denkt te willen en dát verwart met wat je wil – dat je zou willen wat je had gewild – dan merk je dat (als) vanzelf. Dan valt het tegen als je het hebt (Ben Tiggelaars nieuwe auto was “48 uur” leuk [bron: BNR]).

Als je je bezighoudt met die dingen waar je werkelijk om geeft, dan merk je dat ook (als) vanzelf: je houdt er namelijk niet mee op omdat het je maar blijft opzwepen.

Dat heb je met ideeën waarmee je je zelf tot uitdrukking brengt.

Bron: Marjan Slob – https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/aandacht-is-het-nieuwe-goud-maar-waarom-precies~bc64e27b 21 augustus 20


Ad Vitam

Generationele suicide – dag, hersentumor Chamenei!

Mike Pence is natuurlijk net zo’n walgelijk mens als Chamenei, maar dat terzijde.

Johannes Paulus II is in mijn beleving minstens zo’n mislukking: met alle liefde peuters in de kont neuken als een ongelukkige aberratie beschouwen in zo’n onnatuurlijke, superconceptuele context is volkomen wereldvreemd, precies zoals pausen worden opgevoed: zonder contact met gewone mensen.

“The Two Popes” is een onwaarschijnlijke voorstelling, maar het duidt wel waar het om gaat: ben je een Koreaanse geleerde of ben je een sukkel die van voetbal houdt?

Johan Cruijss is vanuit dat perspectief een voor de hand liggende heilige.


Flashy insight

Betekenis kan niet iets zijn dat concreet is, maar toch hebben we de neiging om die betekenis te ervaren in een concrete situatie.

Dus je kookt op het zomerkamp of je schrijft aan je these – en dan ervaar je dat als betekenisvol en de tijd die je eraan besteed als iets natuurlijks, maar het is de invulling/instantiatie/token van het abstracte idee dat het meest organisatoir voor je is. Hoe zou het anders zoveel met je doen, als het niet ervaren wordt als dat principe dat je persoonlijkheid als samenhangend doet voorkomen?


Forgiveness [one specific instantiation of it] is an insight that may be adopted with little ado

“Luskin’s forgiveness training consists of nine steps, from allowing yourself to grieve to embracing a new script that’s not based on victimhood.

Maar dit is geen training: trainen is oefenen tot je het niet meer anders kan. Nou ja, of in ieder geval een tijdje oefenen. Sowieso ging het in 6 sessies: dan krijg je nauwelijks iets getraind. “Script” is overigens ook een ongelukkige metafoor.

Het is dus eerder een les: Luskins vergevingsles zit blijkbaar zó in elkaar dat mensen er ontvankelijk voor kunnen zijn. (We hebben het hier natuurlijk wel over een niet erg aselect clubje, wat doorgaans trouwens ook niet zo’n probleem is.) Dan de 9 stappen:

Telling your story to a small set of people you trust
Committing to forgiveness
Understanding that forgiveness isn’t necessarily about reconciliation
Identifying the real source of your distress
Learning stress management
Abandoning unreasonable expectations from others
Refocusing your energy on positive outcomes rather than the feeling of hurt
Realising that forgiveness is about personal empowerment, and
Positively reframing your grievance story.

Grappig dat het meestaltijd zo’n lijstje wordt, terwijl zo’n les natuurlijk onmogelijk kan zijn gebaseerd op een stappenplan (wat goed is: het is een raar aantal stappen). Maar dat is natuurlijk ook het punt: conceptuele amateuracrobatiek biedt meer dan een zee van ruimte voor “recht-door-zee-dus-kort-door-de-bocht” – the gist.

“Luskin points out that the intellectual climate in which the Stanford Forgiveness Project was born was characterised by an important shift in the field of psychology: in 1998, Martin Seligman became president of the American Psychological Association and started promoting positive psychology – the study of the “good life”, emphasising ideas such as happiness and harmony, as opposed to suffering and mental illness.

Géén commentaar?

“As I read all these stories about the benevolence of the victims of horrific violence towards their oppressors, I began to feel uneasy about its implications. I couldn’t quite articulate why until Luskin explained that in his framework, “moving on” after grieving is the key to forgiveness:
“It’s like saying yes I was hurt, yes it has disrupted my life, yes, yes, yes, yes, yes – and I choose to forgive and move on. It’s nobody’s fault, it’s just the way life is.

Beetje gekke simile, maar een onpersoonlijke tragedie (je kind gaat dood aan kanker) wordt over het algemeen anders beleefd, wat de pointe lijkt te zijn.

“For Luskin, forgiveness is the ultimate expression of choice.

Nou ja, “ultimate” in een hyperbolistisch discours. Maar dat er een keuze-element in schuilt, lijkt toch te blijven verbazen.

“Luskin calls justice a “tough concept”.
“Most people don’t want justice,” he says. “They want to win and prosper and benefit and take advantage. If you look at the first world, for instance, they are stealing the world’s resources because of which half the world goes hungry, and then someone robs them of $100 and they scream for justice. In political violence as well, one group calls it a murder while another group calls it revenge. Justice is a very murky term, usually predicated more on resentment than anything else.

“Hard concept?” Zijn toelichting is wel eh onamerikaans.

“Justice is the rebalancing of the scales, and forgiveness is inner healing,” Luskin explains. “When we started the programme, we used to tell people all the time: forgive your ex, but make sure they pay your spousal support. Forgive them but push them to go to jail if they need to.

Tja – “rebalancing the scales..” Rechtvaardigheid is een sociaaleconomisch en dus een politiek concept, niet een ethiek concept. Je kunt het natuurlijk toepassen op “interacties van de eerste orde” (één-op-één-situaties), maar dat is dus metonymisch gebruik (braillebreiwerk).

Interessant: de klaarblijkelijke suggestie is dat men “intuïtief” de neiging heeft rechtvaardigheid en vergiffenis door mekaar te halen. Dat is conceptueel gezien ook niet zo gek: klassieke niveauverwarring. Iemand vergeven komt misschien over als iets minder praktisch, maar voor rechtvaardigheid hebben we pas écht een abstract systeem – dat we vervolgens in concrete woorden uitwerken (.. enz. bekend verhaal;-). Iemand vergeven is dus concreet, maar wacht: het is overduidelijk het effect van een conceptuele transitie, dus het moet conceptueel zijn.

De impact lijkt trouwens ook concreet: blijvend. Dus vergelijkbaar met: steen – ste-nen.

Forgiveness” is dus geen “inner healing,” iemand niet vergeven heeft alleen het nadeel “My blood is your blood blablabla..” Het probleem is natuurlijk het idee-fixe: iemand niet (kunnen) vergeven, komt m.i. meestal voort uit goed te volgen ideeën. Probleem is alleen dat die ideeën de ontvankelijkheid voor nieuwe ideeën wegnemen: het resultaat is natuurlijk perpetuerende ellende.

Dus ja, het voelt goed om een idee-fixe kwijt te raken. En dan zie je gelijk ook het heikele punt.

From: Tanmoy Goswani – https://thecorrespondent.com/164/science-shows-forgiveness-really-is-a-medicine/134165771080-7cee8716 10 December 19


“There is no plan.

“The good poker player learns to identify tilt in others, and the triggers that cause specific responses, and he takes advantage of that.

I am reminded of “Rounders,” where Matt Damon suddenly “figures out” John Malokovich’s “specific response,” and, of (on) Hollywood-course, wins. Interestingly, that “specific response” is so specific that it is utterly unconvincing. Check out “The Odd Squad” to see similar “problems” with “what will the viewer understand (it is a lovely show that is “modern” in that it is created for kids AND their parents).”

Truly: the ubiquitous problem of the intelligibility of abstraction.

“Aggressive people are going to get you. They are going to get you in a lot of spots where you’re going to be like, you know, ‘I can’t handle the pressure’ or whatever. They’re very good at finding that.” But then comes the tricky part. “They also could get themselves in spots where they’re giving away a lot,” he continued. [..] And at the highest levels, they don’t last longer than a heartbeat.

Heartbeat – that was Snowden’s gift to us.

“When I was playing poker full time, there was another type of player I encountered who reminds me of the president: the player whose delicate ego prevented him from ever folding against me. Because, of course, I’m a female. And folding to a female, letting the girl win—well, that is something that a Real Man would never allow.

Stupidity that seems lovely for its accentuated identification, but is actually misogenic. Because it means: “Girls are here to be .. children-having.. nay, for my gratification primarily!

Interestingly: girl in italics and real man with capitals. Hm.

From: Maria Konnikova – https://www.politico.com/news/magazine/2020/07/12/what-donald-trump-could-learn-from-poker-351055 12 July 20