“Donald Trump is een prototype bullshitter: iemand die onverschillig staat tegenover waarheid. Het begrip verklaart zijn populariteit en zegt veel over politiek in een samenleving waarin waarheid geen belangrijke rol meer speelt.
Alsof er ooit een samenleving heeft bestaan waarin het alleen maar ging om waarheid.
“Wie waarheid min of meer irrelevant verklaart, ontslaat zichzelf namelijk van een verplichting die authentiek-zijn sterk bemoeilijkt: consistentie in opvattingen.
Alsof dat realiseerbaar is. Maar belangrijker: de vraag zou moeten zijn waarom die consistentie wenselijk of verplichtend is. En het antwoord is natuurlijk: als de wereld gedicteerd wordt door de wis- en waarachtigkunde, dan is het volkomen onduidelijk waarom wij baat zouden hebben bij een wereldbeeld dat dat juist niet is.
“De meeste politici voelen zich, mede door de media die hen verslaan, tot op zekere hoogte verplicht een innerlijke samenhang na te streven die verder alleen van monniken en de paus wordt verwacht. Iedere tegenspraak wordt immers breed uitgemeten als hypocriet of leugenachtig (‘U draait!’).
En dat is dan weer een gevolg (eigenlijk een uitvloeisel) van de rationalistische belijdenis. Maar belangrijker: tegenspraak wordt niet altijd uitgemeten – het heeft ook te maken met de verhouding tussen de persoon en het journalistieke corps. Ik stel me zo voor dat Femke altijd hard werd aangepakt, “because she shot the prisoners, too.
“Als kiezers een politiek debat aanschouwen, zijn ze niet bezig met het wegen van argumenten. Ze lezen tussen de regels door: wie is agressief en wie defensief, wie is sterk en wie is zwak, wie komt over als een leider en wie niet.
Dus waarom denken of hopen we dan toch dat die argumenten iets te betekenen hebben? Als onze ideeën alleen in een meerlagige samenhang bestaan – dus “hopelessly strange loops – en motivationele kanten hebben waardoor het een belangrijk knooppunt maar haast nooit wezenlijk element zijn kan, dan kun je ze niet gewoon droppen.
Soms drop je wel iets – en dat merk je dan ook langzamerhand (of iets sneller) in andere dingen. Je dropt bijvoorbeeld “dat alle mensen iets van je willen” en dan voelt ieder contact gelijk ook veel minder lastig of problematiserend.
“Maar zelfs Wilders toont zich, veel meer dan Trump, schatplichtig aan de waarheid: hij is
ideologischer en consistenter. Hij beroept zich zelfs expliciet en herhaaldelijk op ‘de waarheid’ als drijfveer.
Maar dat doet iemand die gelooft dat God (of Allah en Brahma) zijn of haar leven vorm geeft, of betekenis, toch ook? Als ik stel dat religie geen God nodig heeft, dan zal dat toch niet snel worden beaamd door
“Mijn intuïtie: ook hier is een bullshitter goed voor zeker dertig zetels. Een ongemakkelijke
waarheid.
Toen iemand een keer zijn filosofielesfilosofie aan mij uitlegde, benaderde hij het als volgt: “Er zijn in het verleden mensen geweest dat veel beter konden nadenken dan wij en dat moeten de leerlingen leren.” Met “dat” doelde hij op hun constellaties van conclusies, niet alleen het feit dat dat zo zou zijn, hoewel dat natuurlijk wel een belangrijk element zal zijn. Maar de kritiek hierop is: “Maar wat is beter nadenken dan?” Waarop het antwoord zijn zal: “Logisch nadenken.
Maar logisch nadenken is alleen maar zinvol in een context waarin deze wijze van denken ook iets op kan leveren wat verrassend is. Omdat het alleen dan betekenis kan hebben. Immers, dan voegt het iets aan wat we dachten. De standaardvoorbeelden zijn dan altijd drogredenen: het ontdekken, ontmaskeren en exploiteren van drogredeneringen bij de ander kan de geloofwaardigheid van die ander aantasten. Maar hier schuilt direct ook een nieuw probleem: als iemand niet precies kan uitleggen wat er achter zit (waarom ze denkt wat ze denkt) dan wordt die persoon ook snel afgeserveerd.
De discussie eindigt en de slimmerik lijkt gewonnen te hebben, maar er is geen bevredigende overeenkomst. En de vrede is vals.
Wat Da Don’ dus vleugels geeft, kunnen we ook framen als de onvrede van mensen met de situatie dat ze “uitgeluld” zijn, dat wil zeggen klemgepraat. Dan bestaat die ruimte voor de emotie er niet en vandaar dus ook dat we de indruk krijgen dat de rede en de emotie elkaar niet dulden. Vandaar de tekst “wees hoffelijk – blijf kalm – word vooral niet boos” op het Europese autoschadeformulier.
Hoe kan een (rationalistisch) argument iemands standpunt veranderen? Als het iets doet met de ecologie van die persoon: bijvoorbeeld als iemand ontdekt dat dat eigen standpunt helemaal niet eigen is, of hoe het wel stand is gekomen, in een strikt rationalistische arena waar iemand de regels van de redelijkheid strikt volgt, of als iemand al twijfelde. En talloze andere redenen.
We worden niet geleefd door implicaties, hoewel dat misschien ooit een filosofische droom was (“Calculemus!”), maar evenmin door associaties. Maar wel door constellaties: onze psychische werkelijkheid die zich gelukkigerwijze (Kierkegaard zou gillen “God lof!”) kan onttrekken aan de huizen, tuinen en keukens van de fysica.
Het probleem ontwikkelt zich nu “natuurlijk” in de richting van “Ja, maar dan gaat het dus alleen nog maar om hoe het klinkt!
Want het moet “vallen” bij de toehoorder voordat ie het wil gaan volgen, zodat ie het kan volgen.
De belangrijkste eerste opmerking is dat “alleen nog maar” hier niet op z’n plek is en dat heeft in de eerste plaats van doen met het zoogdierlijke aspect van onze taal (je praat ook met iemand omdat dat fijn is om te doen met die persoon), maar diepzinniger is de gedachte dat we het alleen maar proberen te volgen als we het zouden willen volgen. Maar “we” zijn natuurlijk niet alleen maar “dat” wat we van onszelf waarnemen.
Rob Wijnberg – https://decorrespondent.nl/4693/Wat-bullshitter-Trump-ons-leert-over-een-samenleving-zonder-waarheid/942779130579-638ce4a0 8 juni 16