Vleugelslagen in de ecologie van de geest
 

The Others..

“Het probleem ligt bij een gebrek aan waarachtigheid. Cultiveer het oprecht onderzoeken van het eigen gelijk.

Dit is de essentie van de transionele methode: het concept waarachtigheid, waarachtig een rake term!

“De hamvraag blijft dan wel dezelfde: wat moeten we nu precies doen om leugens en desinformatie uit het politieke en publieke debat te weren? Een pasklaar antwoord is er niet. Zo geloof ik zelf bijvoorbeeld sterk in de humaniserende kracht van kunst, in de kracht van muziek om ons meer empathische mensen te maken.

De humaniserende kracht van kunst: zeker als je kunst begrijpt als “taal van de cultuur,” tegenover de wiskunde als “taal van de natuur.”

“Voeg de trefwoorden ‘politici’ en ‘leugenaars’ in de zoekmachine in, en er verschijnt een hele resem opiniestukken in gerespecteerde dagbladen. Maar dat zijn allemaal geen onschuldige overtuigingen. Het wordt immers een self-fulfilling prophecy: wanneer je politiek een leugenachtige stiel noemt, doet een politicus die de leugens aaneenrijgt ook maar gewoon zijn job. Dan legitimeer je de leugen.

Mooi hè, dat daar dat begrip “profetie” terug moet komen, vanzelfsprekend nog wel in de klassieke, angelsaksische vorm, met de pleonastische toevoeging “zelfbevestigend.”

“De leugen is altijd deel geweest van het politieke leven, zoals ook Hannah Arendt beschreef in haar essay Lying in Politics. Maar bestempel de leugen niet als norm, maar als aberratie, niet als een gangbaar onderdeel, maar als de verstoring van de politiek en de polis.

Krek. Wellicht is het iets ingewikkelder: de leugen staat natuurlijk niet tegenover de waarheid, tenzij daarmee de concrete instantie van eerlijkheid wordt bedoeld. Je ziet: dan wordt het waarachtigheid tegenover onwaarachtigheid, waar dit betoog ongetwijfeld ook op aanstuurt.

“Maar belangrijker dan de feitelijke onjuistheid van een bewering, is de intentie waarmee zij gesteld wordt.

Dit blijft natuurlijk problematisch, omdat zelfmisleiding, ontkenning (i.e. denial) en allerlei goedkope zwartwitredeneringen te makkelijk worden omarmd, maar het punt moge duidelijk zijn.

“Waarheid draait om epistemologie. Waarachtigheid om ethiek. Dat betekent dat de leugenachtigheid in het politieke discours geen kentheoretisch, maar een moreel probleem is.

Conceptueel klopt het, maar de facto zitten we tot onze enkels vast in het web / de kluwen / het mangrovedrijfzand van onze constellatie van overtuigingen, ergo: onze epistemologie wordt een kwestie van antropologie en derhalve sterk gestructureerd door onze ethische principes, hoe onvolledig uitgewerkt dan ook. Dat blijft immers zo vaak out of reach.

“Dat betekent dat het populisme – met zijn hang naar simplificatie en agitatie (het tegendeel van accuraatheid) – niet louter een politiek fenomeen, maar ook een moreel probleem vormt. Hoe we met elkaar communiceren is een moreel gegeven. Precies daarom moeten we ons grote zorgen maken over de verruwing van het debat, polariserende retoriek, het verspreiden van nepnieuws, het legitimeren van de leugen. Een crisis van woorden is een crisis van waarden.

Maar een crisis van woorden is principieel een crisis van ideeën. Waarden zijn daar natuurlijk een bijzonder kleine deelverzameling, maar in de volksmond een belangrijke van.

“Niet enkel het werk van Levinas, maar ook de filosofie in het algemeen kan ons helpen om terug wat meer waarachtigheid in het politieke en maatschappelijke debat te krijgen. Althans, de filosofie zoals die begrepen werd door Hans-Georg Gadamer, die stelde dat filosofie en kennis draaien om het verruimen en versmelten van onze geestelijke horizonten. Uit je eigen denkkaders treden, dat is het begin van alle inzicht. Voor wie daar niet toe in staat is, is nadenken niets anders dan een surplace van de geest. Toen Gadamer op hoge leeftijd gevraagd werd hoe hij zijn filosofie zou samenvatten, antwoordde hij met een enkele zin: Der andere könnte Recht haben. De ander kan gelijk hebben.

Wow, how cool.

“We hebben nood, niet aan factchecks of voorlichting, maar aan meer filosofische twijfel.

Dan zie je wel gelijk het probleem.

“Zelftwijfel wordt te veel als een teken van zwakte gezien, van onstandvastigheid. Een politicus wordt dan algauw als een ‘draaier’ weggezet. Maar enkel wie niet nadenkt, verandert nooit van mening.

Cf. Obama’s beslissing om niet in Syrië in te grijpen.

“Ook wij burgers moeten de daimoon van zelftwijfel niet sussen, maar opzwepen. Wanneer we wat meer aan zelftwijfel lijden en aan kritische introspectie doen vooraleer we de publieke arena betreden, zal dat een minder polariserend debat tot gevolg hebben.

Ver-anderen derhalve.

Bron: Alicja Gescinska – https://www.nrc.nl/nieuws/2020/06/05/herwaardering-van-de-waarheid-begint-met-twijfel-a4001903 5 juni 20


Filosofie is de studie naar de impact van abstracties, meditatie is meer van het plat effectbejag

Mediteren geeft een concrete ervaring die het abstracte concept als idee al realiseert: door het organiseren/ordenen/samenvoegen/verbinden van voordien als ongerelateerd ervaren fenomenen. Da’s natuurlijk cool, maar ik zit me nu te realiseren dat het natuurlijk ook niet anders kán. Als concepten zoveel impact hebben, dan moet de impact van het concept als operationeel principe ook een bijzondere psychologische expressie hebben.


No rebel without a cause

“Wat niet mag, wil je juist daarom,” of iets van die strekking. “Die dingen die verboden zijn, die worden juist aantrekkelijk..”

De algemene suggestie, althans zo komt het op mij over, is dat het verbod zelf, “omdat we allemaal een rebelletje in ons hebben,” tot overtreding uitnodigt.

Even los van deze matige verklaring, die op misplaatst essentialisme berust (wat op zichzelf al misplaatst is), had ik altijd al het gevoel dat een serieuze poging tot verklaring ontbrak. Gelukkig is aan die kwelling een einde gekomen.

Waarom zijn die zogenaamde “verboden” aantrekkelijk?

Laten we een simpel voorbeeld nemen uit de psychologische onderzoekspraktijk. In een kamer staat een taart met een briefje: “Niet van eten.”

Kinderen vinden het moeilijk zich te bedwingen en zouden dat, als er geen briefje zou hebben gelegen, vast ook hebben gehad.

Maar wat “doet” het briefje? Het briefje attendeert je erop dat er géén verklaring wordt gegeven. Sterker nog: je bewustzijn werkt als metapsyche en “wijst je erop” dat wat opvalt, een verklaring is.

Nu is het grappige natuurlijk dat als er bij een afgrond een plaatje van een doodshoofd staat, je wel wil weten waarom dat plaatje er staat, maar als je de afgrond ziet, realiseer je je direct dat het bordje er terecht staat. Je ging immers kijken, dus je bent de rechtvaardiging van de waarschuwing kritisch gaan onderzoeken. Je wilde weten waarom en dat heb je nu zelfstandig vastgesteld.

Precies dat aspect ontbreekt bij die “verboden vrucht” situaties, ja, ook die in Genesis. Ongetwijfeld is dat ook de boodschap – stel geen vragen – maar wij zijn geen Moshanen en wel moderne burgers.

De “verboden vrucht” casus (als collectivum!) wordt gekenmerkt door een waarschuwing waarvoor je niet zelfstandig rechtvaardiging kunt vaststellen (behalve door die zelf te introduceren).

Als je op de snelweg gemaand wordt “70” te rijden, dan moet daar een reden voor zijn. Die wordt over het algemeen ook gegeven (slecht wegdek, scherpe bocht, je nadert een file, werk aan de weg) en dan overweeg je de waarschuwing serieus te nemen. Ken je de bocht als ongevaarlijk of weet je toevallig dat de wegwerkzaamheden al zijn afgerond, dan kun je de waarschuwing negeren.

Maar wat doe je als je kilometers lang géén rechtvaardiging tegenkomt?


Andere. Mensjes.

“Maar des te belangrijker om juist nu de lichtpuntjes te blijven zien. Want wat als quarantaine ons óók kan leren dat geluk anders werkt dan we massaal dachten? Dat er andere wegen naar een fijn leven bestaan dan de uitgesleten olifantenpaadjes waar we met zijn allen tegelijk overheen probeerden te lopen.

Dachten we massaal te weten “hoe geluk werkt?” Dat lijkt me vreemd. Waarom moest die Vlaamse geluksprofessor [Leo Bormans] dat dan in twee woorden samenvatten: “Andere. Mensen?”

“Geluksonderzoekers maken onderscheid tussen twee soorten levensgeluk. De eerste is geluk in het leven: dat is het geluk dat je krijgt van zoveel mogelijk leuke activiteiten, fijne emoties, mooie gebeurtenissen, en van zo min mogelijk negatieve emoties en gebeurtenissen. Geluk in het leven is een optelsom waarbij je de slechte dingen aftrekt van de leuke dingen.

Dat veronderstelt natuurlijk wel dat dit kan en dat is een probleem: kun je het bestaan van je kind optellen bij je seksleven? Het lijkt mij apert absurd.

“De tweede soort geluk is het geluk met je leven. Dat is hoe tevreden en vervuld je bent met het leven dat je leidt. Dat geluk komt van een dieper besef dat je leven zinvol en goed is. Dat geluk is veel moeilijker te kwantificeren.

Het is natuurlijk volstrekt niet te kwantificeren. Sterker nog: stel dat je er naar aanleiding van een bijzondere gebeurtenis (je kind wordt bijvoorbeeld erg ziek, maar geneest gelukkig) anders over gaat denken, dan zie je toch onmiddellijk in hoe oenig het is om hier getallen aan te hangen?

“Geluk” is ook zo’n rare term in deze context: word je gelukkig van zinvol bezig zijn? Volgens mij is het niet relevant: de ervaring van betekenis maakt andere vragen overbodig, niet aan de orde.

Ja, “Ik geef mijn seksleven een 8,” is natuurlijk juist een metafoor, ontleend aan de onderwijscontext! Heerlijk zo’n sapiens figure of speech.

“Die twee soorten geluk hoeven niet per se samen te gaan: ouders van jonge kinderen kunnen bijvoorbeeld tegelijkertijd ongelukkig zijn ín hun leven vol slaapgebrek, maar zo zielsgelukkig mét hun leven dat ze nooit meer willen ruilen.

Hier hebben we het eerder over gehad: in wezen kun je die situaties niet vergelijken, maar dat kunnen we toch geneigd zijn te doen, omdat die geboorte voor mannen werkt als een waterscheiding en voor vrouwen is dat natuurlijk de hele zwangerschap: vóór en ná. Maar kan het zinvol gedaan worden? Je kunt een paar verschillen noemen – die je opvallen.

Kun je het kwantitatief onderzoeken? Nee. Net zo min als je kunt zeggen: door het lezen van Zen and the Art of Motorcycle Maintenance ben ik nu zo blij met kinderboeken die de Astrid Lindgren prijs hebben gewonnen.

Anders gezegd: voor ouders van jonge kinderen is dat slaapgebrek niet een tegenslag zoals een vroege wekker dat is. Het lijkt misschien gezeur, maar door dit “objectivistische” perspectief kunnen ouders nooit goed uitleggen waarom ze wél “gelukkig” zijn.

Men verzandt dan in clichés. Maar die verraden (het) onbegrip.

“Maar voor de tevredenheid met je leven kan de quarantaine juist goed uitpakken.
“Eén belangrijke reden: de quarantaine leert je te willen wat je hebt in plaats van te hebben wat je wilt. De maatregelen maken zo een einde aan een effect waarvan filosofen en geluksonderzoekers al eeuwen weten dat het mensen minder gelukkig maakt met hun leven: het Diderot-effect.

Te willen wat je hebt.. Het gaat natuurlijk om je mindset (mindsetting), je bewustzijn dat enerzijds een ondeugdelijke term is, maar wel zó suggestief dat je er wat aan hebt. Terecht: “hebben” is hier niet zo sterk (hoewel: Habseligkeiten!) en “willen” een conceptueel moerasgebied zo uitgestrekt als dat van Pripyat.

Gaat het om “willen wat je hebt?” Je knopen tellen? Het is een goed begin in een crisis: wat hebben we nog wel? En daar de zegeningen van voorstellen (i.e. “inzien”). Misschien het meta-idee: “er zijn is al heel wat.”

Juist, het omgekeerde – en daar gaat het om in deze taalspeling – “iets willen hebben” is inderdaad een recept voor gedoe, maar toch:

Is het hele hebben en houden wel voldoende bewust van onze psyche en haar virtuoze verandering?

“Hoe dat ook uitpakt, zeker is dat de Japanse opruimgoeroe Marie Kondo de geesten onbedoeld rijp heeft gemaakt voor deze quarantaine. We moeten nu massaal winkelen in onze eigen kast, shoppen in ons bestaande leven, terwijl we bewuster dan ooit de vraag stellen: Does it spark joy?

Het suggereert dat ons interieur ons iets over onze psyche vertelt.

Ja, het is een natuurlijk moment voor reflectie, zeker. Maar betekent dat ook dat we have to take stock of our lives? De metafoor van ons bewustzijn als een plek is.. faliekant!

Laten we de boel op de kant trekken.

“Kunstenaar David Hockney deelde op zijn Instagram onlangs prachtige platen van bloeiende narcissen en andere bloemen in zijn Normandische tuin. „Vergeet niet dat ze de lente niet kunnen annuleren”, schreef hij erbij. „De enige echte dingen in het leven zijn eten en liefde, in die volgorde.”

Filosofen zeggen blijkbaar: reflecteren. Kunstenaars spelen zoals kinderen: beter.

Alles draait om de ideeën (oké, ja, daar heb je wel wat energie voor nodig).

“Een overdaad aan keuzes leidt juist tot minder geluk, dat is de keuzeparadox waar de laatste jaren boeken over zijn volgeschreven. Een overdaad aan opties demotiveert en verlamt. Er is een beroemd experiment van de Amerikaanse universiteiten Columbia en Stanford waarbij de onderzoekers jam gingen verkopen op een markt. De ene dag kregen de bezoekers van de kraam de keuze uit zes jams, de andere uit maar liefst 24.

Gekkies: alsof jam iets met geluk te maken kan hebben.

“Keuzestress was voor de coronacrisis millennial-aandoening nummer één. Veel mensen snakken er al een tijd naar dat keuzes voor hen gemaakt worden. Dat blijkt zelfs nog in quarantaine. We hebben alle tijd van de wereld en de complete bibliotheek aan menselijke creativiteit in onze handpalm, maar we kijken massaal naar The Tiger King op Netflix omdat het algoritme ons dat aanraadt. Er is geen betere remedie tegen keuzestress en fear of missing out dan quarantaine. Je mag niks, maar je mist dus ook niks.

Gekkies. We doen het toch niet omdat het algoritme ons iets aanraadt, we doen het omdat we geloven dat het algoritme ons iets aan te raden heeft en dat geloof kan best wel eens gebaseerd zijn op onze ervaring!

Ook gekkie: keuzestress impliceert natuurlijk niet dat mensen willen dat keuzes vóór hen gemaakt worden. Maar een nieuwe serie uitproberen is nu eenmaal supertijdrovend!

“Veel van de ruis die nu stilvalt is de ruis die afkomstig is uit ingesleten patronen en gewoontes. Sommige van mijn gewoontes waren zo dominant geworden dat mijn halve leven op de automatische piloot draaide. We zijn de laatste jaren volstrekt geconditioneerd geraakt om de hele tijd hetzelfde gedrag te vertonen: om elke vijf minuten op je smartphone te kijken, steeds weer nieuwe spullen te kopen, elke dag te forenzen naar een ver kantoor, dagelijks weer onweerstaanbare trek te krijgen in een frikadel als je op je vaste tijdstip langs het open buffet van de stationswinkels loopt. Het moderne leven hangt aan elkaar van de gewoontes, compulsies, verslavingen.

Wat dacht je van het premoderne leven. Dacht je dat daar iets buiten gewoontes om bestond?!

Bron: Wouter van Noort https://www.nrc.nl/nieuws/2020/05/07/ruisloos-leven-a3998915 7 mei 20


Force of nature

Slechte ideeën zijn, op z’n NL’20’s, idee-fixes. Ideeën als een fix.

Maar wat is het tegenovergestelde van een idée fixe? Dat woord hoor je nooit, maar het blijkt een idée force.

Neem even fixed vs growth mindset: levenloos tegenover levendig. Maar het concept van een fixatie vinden we ook bij Claudio Naranjo: de eigen persoonlijkheid als een hang up, een metastabiele of een psychodynamisch circulaire situatie.

Maar fixe vs force (of fixed vs forced) komt conceptueel gezien beter over: een idee-fixe is dom en drammerig met het gevolg ineffectief te worden, terwijl een idee-force “memish” overkomt: van alles in beweging zet.

Dawkins’ meme was natuurlijk van gene, dus in het Nederlands blijft het meme, wellicht ook door ons probleem met “mem” (wat tussen twee haakjes natuurlijk ook weer tegelijkertijd juist het probleem niet is), wat op zichzelf “memisch” dan weer niet uitsluit en best lekker bekt. Jammer is het dan wel dat het begrip gekaapt is door de hitlerieten, maar bij nader inzien is dat misschien zo raar nog niet. Als je zó sterk gelooft in de effectiviteit van propaganda (van zowel links als machthebber als rechts die meme/pepe hebben), dan is een eigen koers natuurlijk ondenkbaar.

Dus ideeën als quick fix tegenover ideeën als krachten, als vermogens en machten.

Waar is Jinping de Poeh dan zo bang voor? Voor de aloude fixaties van de Farao’s van de Zonsopgang.


Denk maar niet dat het denken de conservatieven kan behoeden: dat kan alleen door alle kinderen te doden

„Wiskunde is de abstractste wetenschap.

Robbert, godverdomme, foei! Hoe is wiskunde wetenschap!

„Ontstegen aan het moeras van proeven, metingen en observaties, bestudeert zij de gedachtewereld die ver voorbij de werkelijkheid reikt. Hier vinden we ruimtes van willekeurige dimensies, imaginaire getallen, een oneindigheid aan oneindigheden – alles wat gebouwd kan worden uit pure logica. In het platonische penthouse, hoogverheven boven de andere wetenschappen, jaagt zij de waarheid in puurste vorm na.

Waarheid? Je bedoelt datgene wat ontdaan is van detail en opsmuk?

„De andere wetenschappen zoeken naar de wetten die God heeft gekozen voor dit universum; wij wiskundigen zoeken naar de wetten waar zelfs God zich aan heeft te houden.

Heerlijk! Maar A=A impliceert nog steeds niet dat E=mcc en – mind U – wetten zijn een metafoor uit de rechtspraak. Het zou toch te koddig worden als rechters zich alleen aan wetmatigheden hielden. Zo zijn we niet getrouwd!

„Er is een complementair gezichtspunt dat de wiskunde als een meer aardse bezigheid ziet. Wiskunde is wat wiskundigen doen, op grond van menselijke ervaringen en met een mensenbrein. Veel wiskundige begrippen vinden dan ook hun oorsprong in alledaagse voorwerpen. Een handvol kiezels leidt tot getallen. Een uitgestrekt strand wordt een wiskundig vlak. Een streep in het zand een lijn. Ons brein is geëvolueerd om de wetmatigheden in deze natuurlijke verschijnselen te herkennen en te manipuleren. In die zin is de mathematische gereedschapskist gevuld met allemaal natuurlijke producten. [..] Als dat het geval is, als wiskunde niets anders is dan een abstracte versie van alledaagse ervaringen, waarom werken formules dan ook ver voorbij de marges van hun gebruiksaanwijzing?

Omdat ze abstracties zijn: ontdaan van details.

„Geen mens groeit immers op met een intuïtief begrip van elementaire deeltjes of een uitdijend heelal.

Robbert! Dát is geen wiskunde!

„Maar ook in deze esoterische werelden regeert de wiskunde superieur. Sterker nog, de ‘mooiste’ en krachtigste formules vinden we juist in deze buitenaardse domeinen. Galilei zei al dat het boek van de natuur geschreven is in de taal van de wiskunde.

Nee: eenvoudige processen kunnen zinvol kwantitatief worden gemodelleerd. Zinvol uitgedrukt in “what’s in it for us?

„Een deeltje kan zowel door de deur als het raam naar buiten gaan, of zelfs dwars door de muur heen. De fysicus Murray Gell-Mann, de ontdekker van quarks, formuleerde dit als het „totalitaire principe” van de quantumwereld: „Alles wat niet verboden is, is verplicht.”

Was zoiets niet het ideaal van het Pruissisch wetboek (een positieve wet)? Maar wat hier als “totalitair” wordt aangehaald, dat moet de wiskunde zélf zijn. Hou ik vandaag dan toch 2.4% meer van mijn Sia dan eereergisteren?

„De revolutionaire kijk op de natuur blijkt behalve nuttig voor de hightechindustrie ook uiterst geschikt voor de ‘postmoderne’ wiskunde. Daar kijkt men niet langer naar de eigenschappen van een enkel voorwerp – zeg, een gegeven ruimte of symmetrie – maar naar alle voorwerpen tegelijkertijd. Plus hun onderlinge relaties. En de relaties tussen de relaties, etc. Men is zogezegd van individuele psychoanalyse naar groepstherapie overgestapt. Want pas in het grote familieverband wordt de samenhang duidelijk. Maar hoe reken je met alles tegelijk? Dit is precies wat de quantumtheorie doet. Een ‘quantumwiskundige’ die kan denken zoals een elektron beweegt, zou in één keer de hele familie kunnen bestuderen. Het voert te ver om hier uit te leggen hoe dat precies in zijn werk gaat, maar het volstaat te zeggen dat in de laatste jaren belangrijke wiskundige problemen zijn opgelost met deze op de fysica geïnspireerde methode van ‘denk als een deeltje’. Terugkijkend is het niet verrassend dat de technologie die de natuur zelf gebruikt ook werkt in de gedachtewereld.

Huh, wacht. Als we over proces P proberen na te denken, is het toch niet zo gek dat we door dat proces beïnvloed worden – geïnspireerd raken?

Ook verwarrig: de metafoor van de “postmoderne wiskunde.” Maar wel leuk!

„Wat is de overkoepelende les? We zien keer op keer dat, als de wetenschap in een nieuw domein binnendringt met nieuwe wetmatigheden, dit leidt tot nieuwe wiskundige begrippen, die dan op hun beurt weer kunnen uitvliegen tot in de abstractste hoeken.

Precies de kritiek die de empiristen op het rationalisme hádden moeten leveren, maar niet deden. (Dat was trouwens ook wel logisch, ze konden in het rationele stelsel geen interne inconsistenties vinden, maar konden het ook niet beschouwen als een vorm van empirie.)

„Evenmin als wij intuïtie hebben voor elementaire deeltjes of zwarte gaten, snappen we verbanden van triljoenen actoren. Maar met de komst van gigantische datasets, superrekenkracht en zelflerende algoritmes, treden we deze wereld nu voorzichtig binnen. En we moeten eerlijk zijn. Ons huidige arsenaal aan wiskundige begrippen schiet absoluut te kort om de geheimen te ontsluieren. Er is (nog) geen E=mc2 van het leven of van het internet. De grote vraag is of we in de komende decennia nieuwe wiskundige ideeën zullen stelen van de natuur om deze complexiteit aan te kunnen. Kunnen we denken als het leven? In welke taal zijn de volgende hoofdstukken van Galilei’s boek geschreven? Het zou mij niet verbazen als het weer een dialect van de wiskunde is.

Als de wiskunde een kwantitatieve metafoor aanreikt waar we vol van raken, hoe kun je dan ooit openstaan voor het tegendeel? Wiskunde is way cooler dan iemand ooit gedacht heeft, maar de vooringenomen aanname (voorooronderstelling, propresuppositie, achterovertuiging, metaideologie, enz.) dat “Calculemus!” niet alleen Leibniz’ individuele wens was, maar de meest letterlijke uitdrukking van ons aller wens zou moeten zijn, lijkt me een treffend token van je reinste beroepsdeformatie (i.e. “in puurste vorm”).

Kunnen we denken als het leven? F*ck, Robbert, dat hóéven we juist niet!

Stel dat we “alles” begrijpen wat er te begrijpen valt, kan ik dan ook niet meer iets denken te leren begrijpen, omdat dat onmogelijk is geworden?

Bron: Robbert Dijkgraaf – https://www.nrc.nl/nieuws/2020/01/10/denken-als-een-deeltje-a3986417 10 januari 20


Conceptual collapse due to technicalities – gravitational lensing culminating in a tsunami of trivia

„Ik verwacht dat de circuits in het brein die met taal te maken hebben, iets te actief blijven. Het brein van een slapeloze lijkt tijdens de nacht te veel op een wakker brein.

Dude! Waaróm!

„De slaap van slapelozen is als een duikboot die ondergaat, maar steeds met de periscoop naar het oppervlak gaat. Alsof het brein in de gaten moet houden of alles nog oké is in de omgeving.” Dat ervaar je als de hele nacht geen oog dicht doen. „Zo slapen geeft niet de rust die een goede nacht slaap brengt.

Een metafoor dient te verhelderen, niet te verduisteren of te verdonkeremanen, Eus van Someren, slaaponderzoeker aan het Nederlands Herseninstituut!

„Je kunt uren nadenken over iets waarover je je zorgen maakt en de volgende ochtend pas denken: ‘Hè, heb ik daar nou uren van wakker gelegen? Zo’n groot probleem is dit nou ook weer niet.’ Maar ’s nachts komt de oplossing niet snel langs. De circuits in het brein die daarvoor zorgen, zijn slaperig, die doen niet mee.

Dit is opvallend onvolledig. Je hebt natuurlijk redenen om te piekeren, maar die kunnen overdag makkelijk wegvallen (i.e. overstemd worden) als je voldoende wordt afgeleid (door de waan van de dag).

„Door aandachtstrainingen kunnen mensen leren gedachten wel binnen te laten komen, maar er geen emotionele lading aan te geven of je ergens anders op te richten. Zo kun je leren om gedachten los te koppelen van het negatieve of je bewust te richten op het positieve. De kunst is een negatieve gedachte vervangen door een andere. Dat is aandachtregulatie. En dat is heel moeilijk.

Het is niet zozeer moeilijk, maar wat wel kan helpen is het poppereske besef dat wat je ook denkt, je over het algemeen de plank zodanig misslaat dat het volkomen veilig is om het bij voorbaat als onzin te kwalificeren.

Dat iets weinig voorkomt, betekent meestal niet dat het moeilijk is. Tenzij je zo graag wil geloven dat er tussen betekenis en inspanning een rechtevenredig verband moet bestaan.

„Mensen gaan overdag van de ene afspraak naar de andere en hebben het vaak hartstikke druk, zegt Van Someren, maar hier zouden nachtelijke piekeraars overdag tijd voor moeten maken. „Dan heb je de kans dat je er al een praktisch antwoord voor bedenkt. Als je dan ’s avonds in bed ligt en de ‘oh-jee-gedachte’ komt voorbij, dan heb je overdag al een oplossing daarvoor gevonden en kun je die gedachte afronden.

Huh – ze noemen de drukte overdag gewoon!

„Als ik naar Amsterdam moet voor acteerwerk, moet ik mijn treinkaartje voorschieten. Hoe ga ik dat doen? Ik weet niet waarom ik daar ’s nachts over nadenk. Overdag zou beter zijn.

Wat een malle mensen zo meta-ver van huis.

„Ik val pas in slaap als ik ben uitgeput. Drie jaar geleden kreeg hij de diagnose ADD, daar slikt hij medicijnen voor.

Aha! Nóg zo iemand die door het leven heen surft als de nieuwe chihuahua van Paris Hilton. En maar klagen.

Bron: Carlijn Vis – https://www.nrc.nl/nieuws/2020/01/17/tobben-in-de-nacht-a3986966 17 januari 20


Ideas are not a fix

Op school leer je wat leren is, zou je kunnen denken, omdat school beschouwd wordt als de enige institutie waar je alleen maar bezig bent met leren. Behalve dat je slechts leert wat daar op school voor doorgaat – een ochtendje met workshops uitgestrekt over twee duizend dagen. De tienercrèche.

Conceptuele kunstenaars die hun “vak” als illustratie gebruiken om van leerlingen studenten te maken – tegenover onderwijskundigen, die docenten zijn met het verzoek meer over hun werk na te denken. Elk concept kun je immers drieledig (of meer, maar dat is voor ons eenvoudige onderwijskundigen niet zo van belang, terwijl tweeledig of niet onnodig beperkt) stratificeren:

  • op hetzelfde niveau (type, meso),
  • op een lager niveau (token, micro),
  • op een hoger niveau (theorie, macro).

Het vakkenpakket levert dan in wezen de voorbeelden aan de hand waarvan leerlingen gaan experimenteren met manieren om zich ideeën eigen te maken. Uitgaan van drie niveaus werkt praktischer (met twee niveaus heb je recursie nodig), maar waar het écht om gaat, is de oneindige uitbreidbaarheid van verdieping/overzicht als metaconcepten, die moeten immers generatief (en niet obstructief) zijn.

Voor de verandering gaat het nu ‘es niet om een model dat de werkelijkheid moet beschrijven of daar überhaupt claims over nodig heeft: het gaat evenmin over hoe wij denken, maar het enige gevolg van het negeren kan zijn dat je niet begrijpt wat het idee is. Zoiets dus als iemand die een blinddoek omdoet en dan gewoon denkt door te kunnen leven.

Het denken in termen van niveaus lijkt wijdverbreid en intuïtief, maar zoals altijd moeten we intuïties als een aanleiding en nooit een groots inzicht beschouwen (wat overigens verklapt waarom we dat dat soms toch doen) en die intuïties serieus nemen waardoor we er kritisch op kunnen reflecteren. Met andere woorden: herkenbaar vormgeven, articuleren.

Het onderscheid concreet-abstract veronderstellen als in wezen de maximale en inderdaad ook overmatige simplificatie van het algemene proces van conceptuele stratificatie (wat we overal om ons heen zien, maar bijvoorbeeld goed kennen van Europa-Rijk-Provincie-Gemeente) roept het idee op complexe, chimerische problemen meer in abstracto te beschouwen en in eerste instantie meer niveaus te willen onderscheiden. Voor simpele problemen ontstaat deze behoefte niet.

De meest fundamentele aanname hier is dat het concept van een niveau altijd van toepassing is en symmetrisch voor perspectieven die wij als “concreet” kwalificeren tegenover paradigma’s die we alleen als “abstract” lijken te kunnen begrijpen. Omdat de concrete werkelijkheid voor ons in principe altijd een ervaring is die door concepten gestructureerd wordt, is de “concrete ervaring” in wezen ook abstract. Ergo: zowel natuurkundig reductionisme als religieus of klassiek principialisme (Hofstadter: holisme) gaat hieraan (begrijpelijkerwijs) voorbij. (Zie ook: de Jakobsladder.)

Maar psychologisch gezien, e.g. tijdens het proces van het leren wat platentektoniek is, bestaat een enorme asymmetrie, hoewel te concreet en te abstract beide niet als betekenisvol worden ervaren. Het moet op jouw niveau worden aangeboden of je moet begrijpen waarom het onder jouw niveau wordt aangeboden (terwijl jij zonder veel moeite abstraheert). Maar als het bóven jouw niveau wordt aangeboden en je boven de pet gaat, dan heb je in principe te weinig aanknopingspunten om er grip op te krijgen. Je merkt dat als je een “magnabstractie” (A>B) probeert uit te leggen, je de neiging hebt om “te vervallen” in voorbeeldjes: tokens.

Dit conceptuele verval kan dan ook alleen in de richting van het door het subject ervaren concrete gaan. Bij hoge uitzondering: je hebt een inzicht dat je vergeet, maar deze gevallen zijn dermate zeldzaam en situatiespecifiek dat die eigenschappen de redenen ervoor zullen geven. Waar onze aandacht naar uit zou moeten gaan: moppen willen we begrijpen. Daar is nogal wat voor nodig: in de eerste plaats een sterk gedeeld referentiekader waarvan we weten dat het kinderen jaren kost om dit op te bouwen en volwassenen maanden mits gemotiveerd.

“Werkhouding” is een categoriefout ofwel ordinale denkfout, waardoor we geloof en werkelijkheid door elkaar halen en de wetenschappelijke revolutie millennia op zich liet wachten, maar nu wel erg overcompenseert. De “werkhouding” of beter betrokkenheid/engagement kunnen we natuurlijk op allerlei manieren proberen te beïnvloeden: via bedreiging of chantage, een transactievoorstel, het delen van een inzicht, enz. Waarom dan niet de Koninklijke Weg nemen zoals Plato voorstelde?

Schouwen vs. Wegkijken, onbegrip wijst op “niet abstract genoeg.”

“Het lijstje” vs. Ontvankelijkheid voor ideeën

  • “Hij begrijpt het niet, de simpelste dingen begrijpt hij nog niet..
  • “Hij doet niks, haar werkhouding is onvoldoende..
  • “Zij doet er echt alles voor maar het lukt niet

Het lijstje is het wezen van de misvatting, omdat het (a) een verklaring suggereert terwijl (b) die verklaring voornamelijk uitdrukt dat we iets niet begrijpen voor zover we (c) de schuld niet bij de leerling neerleggen, wat bijna altijd de minst goede plek is. Met dat derde punt bedoel ik te zeggen: het geeft de kleinste kans op de betekenisvolle transitie van leerling naar student en de grootste kans op het tegenovergestelde: het structureel stuiten van de natuurlijke neiging om te leren.

Hier bovenop komt dus nog dat de gegeven verklaring niets meer is dan een verklaring van onbegrip en dus als niets anders dan onervarenheid of geïnstitutionaliseerde incompetentie begrepen zou moeten worden. Alsof de bestuurder van de bus klaagt dat hij moet rondkomen van mensen die zo egoïstisch hebben geleefd dat ze zelfs na één busrit nog zijn werk niet kunnen overnemen.

Vroeg of laat denken we in dit situaties dat we op zoek zouden moeten naar een betere verklaring, maar zo denken docenten niet: zij wentelen de volledige verantwoordelijkheid af op de enige persoon over wie we met zekerheid kunnen zeggen dat zij die verantwoordelijkheid niet kan dragen.

Want: “Ik heb het toch zo duidelijk uitgelegd?!”

Dit vooronderstelt dat een uitleg duidelijk kan zijn, als een feit. Het vooronderstelt eveneens dat de docent het volgende model hanteert: “Als mijn uitleg U aankomt, dan leidt dat tot inzicht I. De toets wijst uit dat inzicht I niet is verworven, dus mijn uitleg komt niet aan. Maar aangezien ik U “herhaaldelijk” heb gegeven, kan ik niet verantwoordelijk worden gesteld voor het niet aankomen ervan.” Die telefoons ook!

Het moge duidelijk zijn dat niet alle onderwerpen in de wereld ons gelijkmatig kunnen boeien. Dat we afhaken als iemand en detail uitdiept wat onze aandacht niet vasthoudt. En snel ook. Maar waarom houdt het onze aandacht niet vast? Het voordeel van telefoons is de zichtbaarheid ervan: ze tonen ons het exacte moment dat de aandacht is overgenomen ten bate van een ander belang, dat we niet kennen. Een telefoon is dan ook een verklikker en als iedereen op z’n telefoon zit, is dat de faout van de docent, maar niet omdat iedereen op z’n telefoon zit: het wijst erop dat de docent onbegrijpelijk is geworden en daar kún je geen aandacht voor opbrengen. Bovendien biedt de telefoon de opening voor een metagesprek dat individueel gevoerd wordt maar de rest ook makkelijk betrekt.

Wat kunnen we wél zeggen over het verontvankelijken van onszelf?

Eigenlijk ontzettend veel, want in concreto hebben we al allerlei dingetjes verzonnen, met meer of mindere “waarde” (Hattie drukt het uit als effect>0.4), maar de belangrijkste zouden moeten volgen uit een algemene theorie over ons bewustzijn of iets specifieker het geestelijke proces van het totstandkomen van ideeën (ofwel: een abstract, minimaal gedefinieerd model dat het proces van abstraheren uiteenzet in termen van datgene wat voor ons het meest van belang is, te weten ideeën (i.e. abstracties).

Lesgeven is een niet-lineair proces. Dat houdt niet in dat veranderingen in het proces van het lesgeven ook anderende “leeropbrengsten” opleveren, maar denk aan het verschil tussen de empirische cyclus en de hermeneutische cirkel:

  1. de empirische cyclus wordt gebruikt om processen te begrijpen waarvoor geldt: het verleden biedt absolute garantie voor de toekomst;
  2. de hermeneutische cirkel moet je dus inzetten om processen te bestuderen waarvoor dat niet geldt – en soms zelfs het tegenovergestelde.

Leren¹ (wat we op school leren dat leren is) is van die tweede bullet een uitstekend voorbeeld en kan van die eerste bullet zelfs onmogelijk een voorbeeld zijn.

Dit betekent dat het idee van een perfecte les alleen als hyperbool kan bestaan, maar voor de normale onderwijscontext absurd is. Sterker nog: dát is nou een prachtig token van een idee-fixe.

Onderwijskundige consequenties, een beginnetje

  • Sommige “studievaardigheden” zijn slechts effectief indien met veel “bewustzijn,” dus met je volle aandacht, uitgevoerd. Dat is een groot nadeel, maar dat wordt nooit uitgelegd, waarschijnlijk omdat je er niet in concreto over kunt praten.
  • Vakken zijn eilandjes, vakoverstijgend (op metaniveau) werken en lesgeven lijkt in tijd en geld uitgedrukt slechts dure maar desondanks tijdelijke bruggen op te leveren. Maar als de vraag wordt: met welke abstracties heb ik in dít veld (bij dít vak) te maken (een n-dimensionaal veld, dus eigenlijk minstens een parkeergarage), dan is duidelijk dat ieder vak moet zijn gedefinieerd door de ideeën en metaïdeeën die daar leven, dat dát de personen die daarmee leven moet beïnvloeden en dat de verklaring dat er een sterke correlatie bestaat tussen wat je leuk vindt en waar je goed in bent, in die hoek gezocht moet worden.
  • Experts gebruiken, als ze zijn ingevlogen om iets ingewikkelds uit te leggen, consequent de volgende zinsnede: “Hier spelen twee dingen..” die vanzelfsprekend niet logisch te verklaren zijn, maar dan loopt het spoor al snel naar de verticale as: om het simpel genoeg te houden maak je gebruik van de meest eenvoudige conceptuele indeling van complexe problemen: het concrete tegenover het abstracte (waarvan de binariteit van de voorstelling dus tot zo veel problemen leidt).
  • Als mensen een beroep kunnen doen op de rechtspraktijk, los je niet het probleem op dat mensen elkaar naaien, want ze gaan er rekening mee houden: leren. Maar dit heeft wel tot gevolg dat ze anders met elkaar omgaan en dat geleidelijk esca-lerend.
  • De belevingswereld van de leerlingen: ik herinner mij nog goed hoe daarop gewezen werd. We hebben het over hun belevingswereld en dan komen we op praktische voorbeelden van e.g. natuurkunde. Maar hun belevingswereld, net als die van ons, wordt niet bepaald door de werkelijkheid, maar door hun concepten. Dus we moeten aansluiten bij hun conceptuele constellaties. Dat is typisch níét natuurkunde.
  • Metaforie vs metonymie:
    Metoniemen komen mij voor als “speed speech,” dus ad sensum formuleren. Maar eigenlijk karakteriseren ze ons denken veel beter dan metaforen, uitgelezen stijliconen als het zijn. Metonymisch “zijn” we: zie het conceptuele verval als de abstractie (het niveau van de welgevormde metafoor) ons ontgaat of dus nog onscherp is.
  • Dagdromende tieners, moppen tappen, dialecticons, aantekeningen en tekeningen maken, samenvatten en samen vatten, chunken (Nederlands equivalent?), ..
  • Abstractie is de bevrijding van het concrete.

Wat betekent dit concreet voor het idee van Leren²?

Vooropgesteld: onze psychologische realiteit (hardnekkigheid) van conceptueel verval heeft geresulteerd in het algemene idee dat je op school geen echte dingen leert, hoewel je van alles moet leren. De meeste leraren en veel leerlingen komen desondanks tot het inzicht dat het gaat om leren², maar de laatsten vaak pas omdat hun oorspronkelijke strategie onvoldoende begon op te leveren. Maar je voelt ‘em al aankomen: een meer abstracte theorie is krachtiger (heeft een grotere conceptuele actieradius) ergo: leren³ ofwel leren over leren² begint met het inzicht dat leren² dan algemeen beschouwd de core business van onderwijs zij, maar dat we ons zouden moeten realiseren dat ook dit een perspectief oplevert dat in wezen onnodig concreet is. In de praktijk lijkt het voldoende, omdat leren² daar als een oplossing voor problemen met leren¹ beschouwd wordt in plaats van de essentie, omdat onze samenleving nog steeds ruimte biedt voor ongeschoold en laaggeschoold werk. Maar als we het ontwikkelen van leerlingen begrijpen als leren², begrijpen we (jonge) mensen nog steeds niet vanuit een abstracter perspectief met daarmee gepaard gaande grotere vrijheidsgraden. Leren³ kunnen we dan ook het beste uitleggen als de algemene theorie die zo’n lijstje als dat van Hattie verklaart – en noodzakelijkerwijs aanvult. Uitgedrukt in termen van conceptualisatieclusters zou duidelijk moeten worden wat de betekenis/bedoeling is van religie en filosofie, visuele en auditieve kunst, taal en cultuur (met haar sterke stratificatie), wiskunde en exacte wetenschap, rechten en economie, artificiële en ecologische intelligentie, als pogingen tot het ontwikkelen van gemeenschappelijk denkkader, hoewel het misschien lijkt alsof het moet leiden tot fragmentatie (het uitsterven van de homo universalis). Het moet immers leiden tot de conceptuele verrijking en raffinage waarvan we theoretisch gezien aan het begin staan en die we onmogelijk kunnen overzien omdat de “juiste” ideeën nog achter onze waarnemingshorizon liggen.

Wat staat tegenover generatieve, levende ideeën (zoals geslaagde kunstwerken ook lijken te leven)? Idee-fixes. Idee-fixes – fixaties – zijn verantwoordelijk voor het probleem dat in het onderwijs bekend staat als de “fixed mindset” (tegenover de “growth mindset” ofwel geestelijke stagnatie vs geestelijke groei).

Fixaties kennen we ook in hun “positieve” manifestatie als succesvolle topsporters, behalve dat topsporters nou precies doen wat geestelijke groei is: zichzelf op voor hen begrijpelijke maar ook op onverwachte punten verbeteren. Als een fixatie voldoende abstract wordt geformuleerd, kan het zinvol worden ingevuld. Nou ervaart de topsporter die fixatie niet als een belemmering en evenmin als een idee, maar wordt het uitgedrukt als een concreet doel op de meso-termijn (1000 dagen) zoals “goud halen.” Maar in wezen is het abstract: het is slechts ingevuld als resultaat en niet als: “10 milliseconden van mijn tijd afhalen” of “een doelpunt in de finale maken.” Maar de context van de topsporter is uniek: voor kunstenaars is het nutteloos, maar voor wetenschappers ook. Voor ecclesiacraten eveneens, alleen misschien voor CEO’s is het herkenbaar, maar dan weer om de verkeerde redenen. Omdat het gaat over het verleggen van conceptuele grenzen in de vorm van een concrete gebeurtenis moet juist het functioneren van een topsporter niet als model voor andere domeinen gebruikt worden.

Een andere “positieve” fixatie is de jeugddroom om arts te worden. Maar persoonlijk ken ik méér mensen die haar negatieve consequenties leven dan andersom. Natuurlijk is het inspirerend om te horen dat iemand na 20 jaar doorzetten, voor zichzelf lijkt te zijn geslaagd. Maar als zo’n unieke situatie, waarvan de kans op reproductie afgerond moet worden naar 0%, als model wordt omarmd, moeten we ons ook realiseren dat de rest, i.e. bijna 100%, het probleem van die fixatie, die de hoeksteen van de persoonlijkheid kan gaan vormen, op eigen houtje moet gaan ontmantelen. Los van de persoonlijke impact kost dit veel meer tijd dan we zouden moeten toestaan. In mijn ervaring zijn grote doelen de beste garantie op zelfontkenning en waan-zin (verwaandheid). Dat kun je alleen toestaan bij hoge uitzondering en kun je dus ook alleen laten beoordelen door experts in het betreffende domein (wat experts zijn, is hierbij het eerstvolgende probleem).

Idee-fixes, waarvan axioma’s een deelverzameling zijn, worden immers gekenmerkt door het uitsluiten van nieuwe ideeën, gewoonlijk omdat ze zo concreet zijn geformuleerd dat je op ideologisch niveau hetzelfde effect sorteert als de concrete ervaring van je huiskamer: aangezien je de situatie eigenlijk onmogelijk kunt herkennen als iets anders (iets wat het niet is), lijkt je state of mind te worden bepaald door die omgeving in plaats van je ideeën en wordt de conceptuele ruimte waardoor verandering kan plaatsvinden, beperkt. Netto effect: het moet zo en niet anders, dat is het enige wat telt.

Nog los van de sociale gevolgen (e.g. Mao was nogal overtuigd van zijn ideeën) is het probleem dat er geen conceptuele paden naar andere ideeën kunnen ontstaan, zoals Hofstadters algemeen bekende anekdote over de vrouwelijke chirurg ook laat zien. Goede vs slechte ideeën worden dus niet moreel gekwalificeerd, “goede” ideeën zijn generatief en leiden tot nieuwe ideeën, “slechte” ideeën worden gekenmerkt door een onveranderlijke context (ecologie) en worden gepercipieerd als “de basis.”

Waarom zijn we blij als we een “goed” idee hebben? Over het algemeen lijken we de kwalificatie “goed” te betrekken op de mate van coherentie die ontstaat, maar natuurlijk wel bepaald wordt door onze conceptualisatie: dat we toen we dat idee nog niet hadden er ook geen samenhangend overzicht bestond en nu, met en “dus ook” middels dat idee, wel. Maar waardoor ontstaat die mate van coherentie? Doordat een goed idee zoveel impact op ons heeft.

Heeft een slecht idee dan geen impact? Jawel, maar door het uitblijven van een veranderingsproces, zoals we zo goed kennen van de mensen om ons heen die ecologisch gegijzeld worden door hun idee-fixes: die blijven dus hetzelfde roepen en lijken niet langer open te staan voor nieuwe ideeën – in de betreffende context. Het echte probleem is echter de ontvankelijkheid voor de les op het metaniveau: idee-fixes zijn gerechtvaardigd en worden ervaren als idealen waarvoor je moet vechten. Goed slecht voorbeeld: de identitaire beweging (overigens self-defeating of zelfondermijnend).

XXI

Er wordt veel gemaakt van “21st Century Skills.” Zoals de Angelsaksische filosofie analytisch is en haar empirisme heeft geleid tot de industriële revolutie, is de in de twintigste eeuw geboren fascinatie voor computers logisch. Het functionalisme is technologisch, hoewel je natuurlijk kunt betogen dat het ook erg goed aansluit bij het Aziatische denken over AI, dat onmogelijk gebaseerd kan zijn op het verlangen naar innovatie. Dat kinderen zouden moeten begrijpen hoe computers functioneren, is op zichzelf niet vergezocht, maar als XXI lijkt me dat wel de wereld op z’n kop.

Wat niet de wereld op z’n kop is, is het idee dat globalisering niets anders is dan het proces van toenemende internationale samenwerking nu dat in toenemende mate ook mogelijk gemaakt wordt. Maar voor de exacte disciplines voltrekt de ontwikkeling van ideeën zich in een veel hoger tempo dan voor de interacte disciplines mogelijk lijkt en daar bovenop komt ook nog ‘es de route van conceptie tot implementatie van de eerste generatie: normaal vs abnormaal. Ideeën in het maatschappelijke paradigma zijn een zwaardere bevalling, paradoxaal genoeg omdat wij ze zelf moeten bedenken, terwijl ons denken juist zo soepel is.

Op het vlak van globalisering moge echter duidelijk zijn welke “skills” primair van belang zijn: de talen als poortwachters voor hun cultuur (als habitus), onmisbaar voor het bouwen van bruggen tussen culturen die incommensurabele ideeën hebben omarmd. Het bouwen van bruggen is altijd mogelijk, omdat rechtvaardigheid zo’n sterke kracht is, hoewel de economie als conceptueel kader hier ambivalent tegenover staat: het maakt rechtvaardigheid mogelijk, maar ondermijnt het tegelijkertijd.

Als je serieus zou nadenken over XXI, wat het tegenovergestelde is van “toekomstbestendig zijn” omdat je dan de jagerverzamelaar moet uitproberen, moet het gaan om het bevrijden van het denken zelf en in concreto je bevrijden van je eigen idee-fixes, omdat “conservatieve ideeën” – het (meta)idee dat nieuwe ideeën slecht zijn of sterker gesteld dat vrijheid gedefinieerd moet worden opdat het de slechte ideeën eruit filtere – in de eerste plaats sociale verandering blokkeren en het gaat al zo moeizaam. In dat opzicht levert conservatisme ons niet die rem op technologie die ze suggereert te kunnen leveren, want dat kan ze alleen maar waarmaken als conservatisme totalitair wordt (voorlopig ziet alleen de gang van Jinping de Poeh dat slagen – Ai vs Xi). Politiek conservatisme mét technologische verontvankelijking lijkt me vechten met één arm op de rug: een zwaktebod om bètaconcepten in toom te houden. Ik moet ook denken aan het compartimentaliseren van ideeën bij de Manhattan Project.

De tegenstelling tussen ideeën die je laat/laten groeien en idee-fixes (Time for a Change – generative vs remedial change) komt voort uit het idee van een ecologie van de geest en begint met meer aandacht geven aan het talent dat iedereen al heeft: abstraheren. Niet als richting naar de waarheid, maar naar betekenisvolle creativiteit, waarbij betekenis op ieder willekeurig niveau kan worden ingevuld, omdat het alleen maar afhankelijk kan zijn van de ervaring van betekenis, die bepaald wordt door de basis van het individu.

Meer abstraheren vooronderstelt de ontvankelijkheid die jonge mensen eigen is, omdat ze merken en erop gewezen worden dat hun ideeën lijden aan jeugd. Overigens zien “volwassen ideeën” er niet per se aantrekkelijk uit, maar zij spelen wel de baas. Logisch gevolg hiervan is wel dat we ons moeten realiseren dat voor complexe taken veel ervaring nodig is, maar dat dat op zichzelf geen probleem is als we ons realiseren dat niet wijsheid met de jaren komt, maar de noodzakelijke voorwaarde voor wijsheid: meer abstraheren. Dat betekent dus ook dat in tegenstelling tot de statistische werkelijkheid mensen met meer jaren in principe meer conceptuele vrijheid verwerven en dat sneller kunnen doen: de metafoor van de rugzak is dan ook volmaakt in haar (am)bivalentie: zwaarder maar dat komt door het gereedschap. Je talen spreken maakt het leven lichter.


Psy is the bomb, yo

„Er is een gevoel van zinloosheid en leegte onder alles. Dat heeft te maken met de doorgedreven consumptiemaatschappij. De gedachte was: wij kunnen met vrolijkheid en consumptie dat gebrek aan zin wel maskeren.

Dat laatste lijkt toch niet terecht.. wiens gedachte?

„Dan zeg ik, Karl Marx parafraserend en ook een beetje provocerend: opium is de godsdienst van het volk. De godsdienst is weg en blijkbaar hebben we het kind met het badwater weggesmeten.

Dat is wel erg kort door de bocht: te meer daar er op specifieke religies wel erg veel aan te merken is. Wat me veel beter te begrijpen lijkt, is dat religie om evidente redenen haar rol niet langer kan vervullen, maar dat er in plaats van religie natuurlijk wel een persoonlijke zin gedefinieerd moet worden die zoals Taylor laat zien, niet strikt persoonlijk kan zijn.

Dat die ook niet de aanspraak op universaliteit kan maken zoals religies dat deden, is geen probleem: sterker, dat was juist zo’n probleem (en de reden ervoor)!

„Dat is geen pleidooi voor godsdienst, maar wel een pleidooi voor nadenken, zingeving, zorg voor elkaar.

Zoals tijdens het samen trippen.

„Ik denk dat het voor jonge mensen nog moeilijker is om in de instagram-achtige schijn-fantastische wereld tot de kern te komen van wat ze lastig vinden aan het leven. En blijkbaar willen ze dat dan wel van mij horen.

Het probleem zou eigenlijk niet groter kunnen zijn dan het was. Dus het zou niet zoveel met Insta te maken moeten hebben: dat zou een token ofwel symptoom ofwel contingente manifestatie moeten zijn.

„Heel vaak gaat het dan over liefde, verbinding, over eenzaamheid, verlaten zijn, niemand hebben. Zowel bij de patiënt met zijn diagnose als bij de ceo. Soms kan ik die mensen helpen, ja. Soms zeggen die: eindelijk iemand die écht luistert.

De suggestie is natuurlijk dat bovenstaande “soms” de oplossing van het probleem verraadt: als mensen beter zouden begrijpen dat ze échte gesprekken willen voeren, dan zouden ze dat nooit zo verwoorden, maar dan zou het probleem ook niet ontstaan zijn.

Het probleem is natuurlijk helder en het is het probleem van de ecologie van de geest: ideeën klitten, dus het probleem van het bestaan kan eigenlijk niet voortkomen uit een geïsoleerd idee (zeer zelden), maar uit de constellatie van overtuigingen waar men zich mee identificeert: “de vergaarde wijsheden,” zeg maar, die de claim van enige wijsheid meestal niet waar kunnen maken.

„De verklaring is dat wat ons echt gelukkig maakt, het sociale weefsel, juist is afgenomen.

Ga dán praten met mensen die zich met mensenrechten bezighouden! Of met klimaatverandering, hoewel bij dat laatste de stemming natuurlijk mede bepaald wordt door een idee dat meestal juist ongelukkig maakt: de bedreiging voor het sociale weefsel op de middellange termijn en ons bestaan op de lange.

„Bij veel jongvolwassenen die ik spreek hoor ik vooral het gebrek aan zingeving, het ontbreken van een collectieve doelstelling. Wat verleent zingeving aan ons leven? Dat is het hebben van een hoger doel; hoger, omdat het een gemeenschappelijke, zelfs een transcendente waarde heeft. Zinverlening is per definitie gemeenschappelijk.

Het concept van een hoger doel is natuurlijk een metafoor, dus haar transcendente “natuur” is dat ook, maar laten we vaststellen dat “zin” een hoogabstract idee is, dat, zoals “vrijheid,” niet kan worden gereduceerd tot een ander idee omdat haar definitie zelfondermijnend zou zijn. Het bestaat in die zin alleen op een macro-niveau, hoewel we het nou juist op alle niveaus gebruiken: “Met een bot mes werken, dat heeft weinig zin, hè..”

„Ik hoor vaak dat mensen liefdesrelaties aangaan met de rem erop, met het idee dat het toch wel zal mislukken. Zoiets wordt een self-fulfilling prophecy.

Ha, dat is dat begrip ook weer.

„Het menselijke ongeluk heeft deels te maken met de condition humaine: wij zijn verdeelde wezens op zoek naar Het Antwoord dat er nooit komt.

Nee, we zijn conceptuele wezens die conceptueel denken. Dan ben je altijd bezig met vragen zoals de waaromvragen die we van kinderen kennen. En precies dat type vragen levert niet het soort definitieve antwoorden op, waardoor we ze met een hoofdletter gaan schrijven. Wat overigens niet wil zeggen dat individuele “queesters” het niet als zodanig kunnen ervaren: sterker nog, dat is immers de suggestie van de profeet.

„Die combinatie van meer lijden en niet mogen lijden, zorgt ervoor dat we dat proberen op te lossen door te zeggen: ik lijd niet, maar ik heb een stoornis. De toename van alle psychische klachten is volgens mij een maatschappelijk compromis om te kunnen blijven voldoen aan het ideaalbeeld. Dat is een heel complexe strategie die we overal zien: je kunt niet meer zeggen dat je verdrietig of somber bent. Nee, je bent depressief. Je kunt ook niet zeggen: mijn zoon is heel vervelend en impulsief, ik kan er totaal niks mee aanvangen. Nee, hij heeft ADHD.

Dát is immers ook het probleem van die labels, dat we onszelf “wegverklaren,” zoals “zo is het gewoon” of “zij heeft erg veel charisma” dat ook doen. Het label moet dan ook uitsluitend technisch worden gebruikt.

„Psychiatrische ziekten mogen intussen niet meer bestaan. ‘Patiënt’ is vervangen door ‘cliënt’, ‘ziekte’ door ‘psychische kwetsbaarheid’… Men doet voorkomen of dat destigmatisering is, een soort politieke strijd, maar het is niet kunnen accepteren dat je onderworpen bent aan een ziekte.

De term “ziekte” op deze plek is echter ook weer een categoriefout: dat de term “cliënt” de lading niet dekt, moge helder zijn. Dan is het tijd voor nieuwe begrippen!

„In de jaren dertig ging Freud naar Londen, de psychoanalyse kwam op, en iedereen in die stad werd neurotischer. Totdat de Duitsers met hun V1 en V2 aan de gang gingen, en binnen twee weken tijd verdwenen al die neurotische klachten als sneeuw voor de zon.

Ja en nee. Waar je het – samen – voor deed was natuurlijk wel zo helder. Edward Snowden legt het ook zo uit immers.

„Vroeger werd die ons gegeven, vanuit religie of politieke ideologieën. Maar we willen dat niet meer, we willen het alleen doen.

Zijn politieke ideologieën voldoende? Hij doelt waarschijnlijk op het werken aan sociale rechtvaardigheid, wat natuurlijk ook het domein is van de religie (hoewel het in verschillende religies nogal verschillend uitpakt).

„Ik denk dat de helft van onze klachten zou verdwijnen als we in de stand van overleven staan. Je voelt je wel bedreigder, ja. Je bent dichter bij de dood. Maar als één ding ons leven betekenis geeft, dan is het wel de dood.

Maar de dood zélf doet dat natuurlijk weer niet. Maar goed: je hebt niet, zoals Elven, eindeloos de tijd. Dat geeft niet een doel, maar wel een kader en daar gaat het om.

Bron: Ellen de Bruin & Wouter van Noort – https://www.nrc.nl/nieuws/2019/12/12/volle-zalen-voor-de-psychiater-a3983462 12 december 19


So very message

We interpreteren So’s keuze om een punt achter zichzelf te zetten vaak als een statement dat hij het monster in de bek durfde te kijken.

Maar we kunnen het ook interpreteren als het bewustzijn van iemand die beseft dat een eindeloos lang leven niet alleen een absurde, mismaakte wens is – een idée fixe, wat hét probleem van problemen is – maar ook een elegante oplossing kent.

Zelfs na bijna 2.424 jaar blijkt dat 70 jaar op dit moment nog steeds telt als een goed moment voor radicale bezinning: waarom na zóveel tijd het collectief opzadelen met oneindig veel problemen?

Financier het zelf dan maar in plaats van die bodemloze put.