“De geest in z’n vrij” zo’n prachtig begrip
Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam naar thuiswerkervaringen in het eerste coronajaar bevestigt dat de mensen snakken naar verloren tijd, de pauzes in de permanente aanwezigheids- en verantwoordingsplicht, naar de leegte, naar de geborgenheid van een schuilhaven.
Wel een mooie paradox, maar gelukkig hoeven we ons daar niet langer op blind te staren. Dat we niet zo makkelijk “niets doen” is ongeveer een wetmatigheid als zullen sterven: dat meditatie zo’n gedoe blijkt en yoga een lang verhaal: helderheden. Maar het elimineren van verloren tijd leek mij altijd al ergens zonde, maar zonde van wat? Niets dus. Het leek vooral zonde van tijdverspilling. Je zou toch iets moeten willen bereiken, hoezo gaat een stapeltje lanterfanten je daarbij helpen?
Ze willen gedachteloos uit het raam staren, verdwijnen achter hun krant, in de muziek op hun koptelefoon, in de rust van de halfslaap, waar je niks hoeft te zijn en nog niks hoeft te vinden.
De vraag is natuurlijk of je zoiets, zoiets wat zo eenvoudig te realiseren is dat je er welbeschouwd niets voor hoeft te doen, wel kunt wíllen.
Alles wat ik schrijf, ontstaat achter het stuur of tijdens de dagelijkse boswandeling, nooit aan bureaus. Je moet ontkoppeld zijn, heb ik geleerd. In autotermen uitgedrukt: je zet de geest in zijn vrij, waar hij kan dwalen.
Maar waarom móet hij dwalen? Of is het niets anders dan de idiosyncratische voorkeur van de auteur, die als zodanig juist niets zegt wat van een meer universeel belang is.
Op de universiteit brengen ze je de empirische cyclus bij, het stappenplan dat in de wetenschap het denken onderweg naar kennis moet doorlopen, van observatie naar hypothese via toetsing en falsificatie naar weer iets meer zekerheid. Ik heb daar nooit in geloofd.
Dit lijkt me echter typisch de natuurlijke misvatting van “de vrije geest,” die zich niet voldoende heeft verdiept in wat hij meende te beweren.. De associatie moge duidelijk zijn (vooral dan lijken) en bij wijze van toegeeflijkheid de betekenis evenzeer, maar toch: de empirische cyclus is natuurlijk nooit een “stappenplan” voor het bedenken van een hypothese geweest. Bovendien betreft het slechts fenomenen waarvoor geldt dat resultaten in het verleden als een garantie voor resultaten in de toekomst moeten worden beschouwd. Dus hier hebben we je typische “ordinale faout.”
De echte ideeën ontstaan niet in vergaderingen of op seminars, TedX-conferenties en brainstormsessies op de ambtenarenhei. Ze ontstaan in lijdzame afzondering in de catacomben van het voorstellingsvermogen. De verbeeldingskracht is het kind van de ruimte.
..
Daarom is de cultuurvakantie zo’n fatale vergissing. Op vakantie gaan voor kloosters en musea is gewone routines vervangen door bijzondere, met alle druk van de hoge verwachtingen. Het moet weer mooi en leerzaam en dus nuttig zijn, het weer moet mooi zijn. Hier weet je weer dat schoonheid onbelangrijk is. Er gaat nog iets boven. Schoon is het zijn zonder gedachten, het ondergaan zonder winst- of educatie-oogmerk.
..
Onderweg vragen de pompbediendes natuurlijk toch: How are you today? Een vriend gaf ooit het best denkbare antwoord: „Niet goed en niet slecht, precies op dat zalige nulpunt.”
..
Kijk, zo komen we ergens. De mens wil tegenwoordig altijd maar zo weten wie hij is en waar hij staat. Identiteit staat op alle agenda’s. Dit is het antwoord: hij is niets. Ik moet altijd denken aan de bekeuringen die je krijgt als je in Duitsland een snelheidsovertreding hebt begaan. Daar zit een flitskastfoto van de overtreder bij om te bewijzen dat ze de juiste bij de kladden hebben. Die foto’s zijn fascinerend. Daar zit jij, achter het stuur van je eigen auto. Ben je het echt? Je blik is volkomen uitdrukkingsloos. Ja, dat ben je. Zo kijk je als je niet gezien wordt. Je staart leeg in de leegte. Je bestaat niet. Dat ben jij. Wat ben je dan? Kijk zelf. Dat verdwijnpunt.
..
Bron: Bas van Putten – https://www.nrc.nl/nieuws/2021/04/29/de-geest-in-zijn-vrij-a4040373 29 April 21