Een epipedonomische bespreking van pedagogische kritiek op De Staat van het Onderwijs (2019)
1. Een kind hoeft geen kennis te vergaren want alles staat op internet.
Maar kennis bestaat niet. We beschikken slechts over conceptualisaties – van evident en dwingend via natuurlijk en voor de hand liggend tot onwaarschijnlijk maar zeker niet onmogelijk tot onvoorstelbaar maar misschien dan toch denkbaar – of andersom. Als je het zo “framet,” dan is ook duidelijker wat de kern van het probleem is: de fundamenten liggen in de sociale context en die is zwanger van fantasmen. De weg naar helderheid is een steil en modderig geitenpaadje.
2. Een kind heeft unieke talenten en krijgt daarvoor gepersonaliseerd onderwijs.
Elk kind is inderdaad uniek, maar dat wil niet zeggen dat alle kinderen op een andere manier leren. Iedereen kan haar of zijn talent ontwikkelen maar dat vergt altijd expliciete instructie en doelgerichte, veelvuldige oefening. Ook Cruijff, Picasso en Einstein hebben duizenden uren geïnvesteerd in de ontwikkeling van hun talent.
Maar met deze drie voorbeelden weerlegt de auteur zijn eigen stelling: veelvuldige oefening (training) is natuurlijk slechts van waarde binnen een specifieke context. Even los van het feit dat gepersonaliseerd onderwijs (a) onbetaalbaar is en (b) in zekere zin per definitie plaatsvindt, omdat iedereen op basis van zijn of haar eigen conceptualisatievermogen, dat afhankelijk is van zowel het abstractieniveau als het referentiekader (set “&” setting) wat de docent over wil brengen, interpreteert.
Ervaren docenten kopen tijd door te werken met opdrachten van een verschillend en passend niveau en zouden moeten kunnen differentiëren.
3. Een kind wordt gecoacht in plaats van onderwezen.
Dat is duidelijk contextafhankelijk: sommige leerlingen hoef je niet te onderwijzen, andere moet je nog meer meenemen.
4. Een kind wordt voorbereid op de snel veranderende arbeidsmarkt.
Het primair onderwijs bereidt het kind niet voor op de arbeidsmarkt.
Maar dat wordt toch ook niet beweerd? Het is evident dat een grotere abstractie-actieradius meer flexibiliteit betekent: vaak genoeg zullen leerlingen hier in mindere mate over beschikken.
5. Een kind mag zelf bepalen wat, hoe, waar en wanneer hij/zij leert.
Wij sluiten aan bij de belevingswereld van uw kind – het klinkt prachtig, maar de school is er juist om de belevingswereld van kinderen open te breken.
Dat is wel zeer cru gesteld: de belevingswereld van kinderen open te “breken?” Wat zijn dit voor Willibrorden Frequin?!
Het punt is natuurlijk dat kinderen zelf al het diepgewortelde talent van de Sapiens – Savvy? – meebrengen en dat je dat veel beter zou kunnen benutten. Maar dat vereist wel grondig begrip van het epipedologisch perspectief, waarvan we de toepassing op het onderwijs zullen leren kennen onder de noemer epipedonomie.
Kinderen zijn immers stapeldol op spelen met concepten. Ze doen niet anders! Ze kunnen niet anders! Daar hoef je niets voor te forceren, je hoeft het alleen maar te stimuleren met nieuwe ideeën. Waarvoor ik terugverwijs naar punt 1.
Bron: Anna Bosman, Robin van Rijthoven, Erik Meester – https://www.nrc.nl/nieuws/2019/04/11/nieuw-ouderwets-onderwijs-a3956604 11 april 19