Braaf en creatief definiëren elkaar in iedere binaire constellatie
“Op de schaal van een mensenleven is het klein leed, maar als metafoor vind ik het veelzeggend. Ik denk aan de spreekwoorden die onze taal kent rondom de tweede – tweede keus, tweede plaats, tweede viool, eeuwige tweede. Aan Buzz Aldrin, voor altijd in de schaduw van de eersteling die hem voorging, daar op de maan. Ik denk aan mijn zusje en aan mijn zoon: allebei de tweede.
“En het is natuurlijk een onmogelijke vraag, maar toch wil ik het weten – wat het betekent, om de tweede te zijn.
Heerlijke vraag!
“Die theorie kwam mijzelf goed uit, maar met mijn zoon had ik al tijdens mijn zwangerschap te doen. Hij liep immers de benijdenswaardige positie van eerstgeborene mis; die was gereserveerd voor mijn ruim tweeënhalf jaar eerder geboren dochter. Dat medelijden maakte dat het me ineens toch wel verstandig leek om uit te zoeken waar ik mijn overtuigingen over de persoonlijkheidskenmerken van eerste en tweede kinderen eigenlijk op had gebaseerd, en of er iets van klopte.
En een volmaakte aanleiding om dit ‘es uit te zoeken! Reflecterend op “de crisis in de sociale wetenschappen” (die als doel natuurlijk niet kennis moeten hebben, maar wijsheid, wat precies de paradox van de filosofie omkeert, die als doel wijsheid had, maar slechts tot kennis heeft geleid), bedacht ik me dat als psychologie seks was geweest, we ook geen aandacht zouden hebben gehad voor wat mensen over het algemeen doen, maar zou voor iedereen helder zijn geweest dat we ons bezig moeten houden met wat bijdraagt aan fantastische seks!
“Het geloof in het bestaan van het geboortevolgorde-effect is zo hardnekkig omdat we het gemakkelijk verwarren met leeftijd.
Dit geloof moet zich laten gelden. Het is immers een fantastisch voorbeeld van het transionele proces.
“Dat leeftijdsverschil zou er ook nog voor kunnen zorgen, zegt psycholoog Kirsten Buist van de Universiteit Utrecht wanneer ik haar de hypothese van die twee Amerikaanse wetenschappers voorleg, dat kinderen uit hetzelfde gezin vaak specifieke rollen krijgen toebedeeld.
“Hoewel de wetenschap uitwijst dat er geen vaststaande karakterverschillen zijn, leggen we die zo toch een beetje op. De oudste moet van zijn of haar ouders verantwoordelijk zijn, de jongste moet naar de oudste luisteren. Het gedrag dat hieruit voortvloeit is een uiting van die rol, niet van iemands persoonlijkheid – maar zie dat onderscheid maar eens te maken, met het blote oog.
En vanuit de sterrenkunde kwam geen diepzinnig inzicht zo schitterend: dat van de tekortkomingen van het blote oog.
“Ik denk aan hoe we mijn dochter voorbereidden op de komst van haar broertje. Hoe we haar, om teleurstellingen te voorkomen, niet vertelden dat er straks iemand zou zijn met wie ze kon spelen, maar juist iemand die nog helemaal niets kon. Zij mocht hem alles uitleggen hadden we gezegd, want zij kon en wist al zo veel.
“Het vooruitzicht had haar wel aangesproken.
“Wisten wij veel dat we op dat moment bezig waren haar een beeldbevestigende rol aan te praten.
En wie zou zich daaraan weten te onttrekken? Soms heeft een subjectieve situatie zo weinig schijnbare vrijheidsgraden dat de zichzelfrealiserende (i.e. self-fulfilling) hermeneutiek niet te onderscheiden is van een onverschillig, objectief en dus klaarblijkelijk empirisch proces. Dan is de verwarring in feite terecht en lijkt het inderdaad rechtvaardiging voor de zekerheid van de alomtegenwoordigheid van het wetenschappelijke, empirische model. En is het moeilijk de fundamentele vrijheid te ontdekken en te “implementeren.”
“Die avond kregen mijn neefjes en nichtjes allemaal een ijsje. Of onze dochter er ook een wilde, was de vraag. Nee, zeiden wij, want ze at nooit ijs, en ze was pas anderhalf, dus waarom zou ze?
“Toen we drie jaar later met z’n vieren naar de ijssalon liepen voor het eerste ijsje van het voorjaar kwam het niet eens bij ons op om onze zoon, anderhalf, over te slaan.
“De regels die je opstelt voor de opvoeding van de eerste, de gewoontes die je je aanmeet, blijken niet altijd bestand tegen de extra druk die een tweede met zich meebrengt.
“De extra druk” die de concrete werkelijkheid zo vaak als dwingend doet ervaren: dan lijkt zelfs het concept van keuze nog een brug te ver.
“Toch is dat [i.e. dat we een notaris zouden kunnen inschakelen die permanent meekijkt en al onze keuzes en impulsen, al onze vergissingen en meevallers, optekent in een levensgroot Excelbestand] precies wat de groep wetenschappers doet die zich het recentst op het geboortevolgorde-effect heeft gestort. Dat zijn namelijk economen. Sinds een jaar of vijftien onderzoeken ook zij de manier waarop je plek in het gezin je beïnvloedt. Daarbij zijn ze met name geïnteresseerd in het soort harde, meetbare zaken waar ook Francis Galton zich anderhalve eeuw geleden mee bezighield: IQ, cognitieve vaardigheden en schoolprestaties. Het soort zaken, kortom, dat iemands “human capital” bepaalt.
“Deze economen vergelijken in hun studies niet alleen kinderen uit verschillende gezinnen met elkaar, maar kijken ook naar broers en zussen uit hetzelfde gezin. Daarbij maken ze gebruik van ongekend grote databestanden die sinds het einde van de vorige eeuw beschikbaar zijn gekomen voor wetenschappelijk onderzoek. Die bevatten bijvoorbeeld nauwkeurige informatie over de gehele bevolking van Noorwegen of Zweden, of van de staat Californië.
“En nu komt het: rekenend met deze data vinden economen consistent geboortevolgorde-effecten. Het opvallendste: net als bij Galtons men of science hebben eerstgeborenen doorgaans de grootste kans op “succes.”
Excelsheets lijken natuurlijk geen overtuigingen weer te geven, maar zoals gezegd zijn sommige overtuigingen zo dwingend, dat we niet eens op het idee komen ze te betwijfelen. En dan zijn ze natuurlijk universeel.
“Zo vond een onderzoek uit 2007, waarbij een groep Amerikaanse economen data van de voltallige mannelijke populatie van Noorwegen onder de loep nam, dat het IQ van het eerste kind gemiddeld drie punten hoger lag dan dat van het tweede kind.
Bij Piet Vroon las ik ooit 2 punten minder per kind. [Dat moet overigens Intelligentie: over de mythe van het meten en de politieke, sociale en onderwijskundige gevolgen uit 1984 geweest zijn.]
“Dat dit geldt voor landen met hoge inkomens – voor landen als Noorwegen en de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, of Nederland – is belangrijk om erbij te noemen. Economen die het verband onderzochten tussen geboortevolgorde en menselijk kapitaal in Ecuador, de Filipijnen en Ethiopië ontdekten een omgekeerd effect: daar genoot de oudste vaak juist het minste onderwijs.
Onderwijs maakt mensen dus nauwelijks slimmer, wat toch iets paradoxaals heeft: waarom zou zoveel extra “bagage” ofwel ideeën zo weinig effect hebben op je probleemoplossend vermogen en je vocabulaire? Maar goed, misschien willen we juist wel iets meten wat geen praktische relevantie heeft.
En welke conclusie kunnen we nou trekken..
“De ouders boden hun jongere kinderen, in de woorden van de wetenschappers, een minder ‘cognitief verrijkende thuisomgeving’ dan ze voor hun eerste kinderen hadden gecreëerd. Met de komst van een tweede, schreven ze, groeit de druk op de aandacht en de tijd van de ouders. Onder die druk kiezen ouders er wellicht voor om ‘niet-essentiële’ aspecten van de opvoeding, zoals het stimuleren van de cognitieve ontwikkeling, op een lager pitje te zetten. (Ouders bleken wel even begaan bij de emotionele ontwikkeling van hun jongere kinderen als van hun oudere kinderen. Wanneer tijd schaars is en je moet kiezen tussen troosten en voorlezen, dan delft voorlezen het onderspit.)
Ga voor één kind?
Bron: Lynn Berger – https://decorrespondent.nl/9184/eerste-kinderen-serieus-en-braaf-tweede-kinderen-rebels-en-creatief-wat-we-wel-en-vooral-niet-weten-over-de-tweede/1844978379552-a3c3c43a 16 februari 19