Wat heeft ons bewustzijn nou met transionaliteit te maken?
“Zijn opvattingen over je eigen hersenen van invloed op de werking van diezelfde hersenen?
Het is enigszins antifilosofisch geformuleerd, maar ……………………………………
“Maar Dweck (1946) gelooft dat hoe leerlingen presteren ook afhangt van iets in hun eigen hoofd: van het onuitgesproken idee dat ze hebben over hun eigen intelligentie. Het experiment in New York liet zien dat cijfers van leerlingen die geloven dat hun intelligentie een soort vaststaande eigenschap is, meer te lijden hebben dan de resultaten van kinderen die dat idee van zichzelf niet hebben.
XXX
“Ineens kon ik niet meer vertrouwen op een van de weinige dingen waar ik zeker van was geweest: het idee van mijzelf dat ik een heel slim iemand was. Anders gezegd: ik kon wel presteren, maar ik had nooit leren leren.
XXX
“Uit alle beroemde citaten over hoe succes volgt uit het maken van fouten had ik nog nooit deze les getrokken: dat het voor die mensen die al die fouten hadden gemaakt ook vervelend moet zijn geweest om die fouten te maken.
De denkfaut hier is natuurlijk vooral dat het geen fauten zijn, niet zoals 3+21=25 faut is. Hoe kan een tekening met een stokpoppetje “fout” zijn?
“De grote vraag voorbij dit onderzoek is natuurlijk: kun je je eigen of iemand anders’ mindset vormen en veranderen? Dynamischer maken? En hoe dan wel, en wanneer? Het zijn vragen waar nog geen duidelijke antwoorden op zijn.
XXX
“Het resultaat dat zij vonden is wel in lijn met Dwecks idee dat oefening kunst baart en je dus vooral niet moet ophouden met oefenen. ‘Het is bizar – zodra een probleem minder erg wordt, houden mensen vaak op met het doen van datgene dat het minder erg maakt,’ schrijft Dweck daarover.
“Wat we beter kunnen doen? Loslaten wat anderen van ons denken. ‘Een goed gevoel van eigenwaarde – dat essentiële element dat je toegang geeft tot liefde en het gevoel erbij te horen – vind je alleen bij jezelf.’
De belangrijkste denkfaut hier is vooral dat we tijdens de aanbouw van het zelf – de vroege jeugd – helemaal niet buiten die anderen kunnen. Het zelf is er immers nog niet. Maar dat zou betekenen dat het op een gegeven moment – bij vijf of vijftien jaar bijvoorbeeld – af zou zijn. En dat geeft ook weer het “verkeerde” idee…
“Want, zoals Brown schrijft, ‘de eerste gedachte die ik ’s ochtends heb is: ik heb niet lang genoeg geslapen. En de volgende: ik heb niet genoeg tijd. Of dat nu waar is of niet, de gedachte ‘niet genoeg’ komt automatisch bij ons op, en we denken er vaak niet eens aan om daar vraagtekens bij te plaatsen.’ Met andere woorden: we zijn de hele dag bezig met wat we niet hebben. Met aan welk ideaalbeeld we nog niet voldoen. Daar van afkomen, is een eeuwige zoektocht.
Maar het klopt ook: onze geest moet wel bezig zijn met dat wat we niet hebben: dat is haar hele raison d’etre!
Precies zoals representaties alleen maar een rol kunnen spelen bij afwezigheid van het afgebeelde.